(naar een referaat door Drs. L.H. van der Meule uit Leidschendam)
Klik op de kleine kaarten om de grote op te vragen.
Het begin van de geschiedenis van de het geslacht Van Assendelft moeten we
zoeken ergens in het westelijk deel van ons land gedurende de 9e eeuw. Wat
we vandaag kennen als het IJsselmeer, de voormalige Zuiderzee, bestond nog niet.
Wel stak er vanuit het noorden, waar ongeveer de tegenwoordige Waddenzee te
vinden is, een zeearm ver het land in tot op de plaats waar zich nu het IJ en
het Noordzeekanaal bevinden. Dit water was enigszins onderhevig aan de werking
van eb en vloed.
Behalve de duinen en de hoge
zandgronden in het oosten bestond ons land en zeker in het westen uit een groot
moerasgebied. De getijdenbeweging zal zeker een invloed gehad hebben op deze
gebieden.
Nu streeft de natuur altijd naar het bereiken
van een zeker evenwicht en in moerasgebieden doet
ze dat door veenvorming (afgestorven planten en bomen vergaan slechts gedeeltelijk, omdat
ze deels onder water -zonder zuurstof- niet geheel kunnen vergaan).
Na enkele eeuwen kan zo'n veenlaag plaatselijk wel een dikte van
20 meter hebben en uiteindelijk boven het zeeniveau komen
te liggen. Bewoning van die gebieden bleef toch uitgesloten, omdat door de
sponswerking van het veen alles kletsnat was en woningen in de zachte ondergrond weggezakt zouden zijn.
De mensen woonden op de meer zanderige oevers van de schaarse kreken en
riviertjes, maar vooral in het duinengebied. Het laat zich ruim duizend jaar
later niet meer helemaal vaststellen wat precies de oorzaak is geweest (bevolkingsgroei, gepaard
gaande met een grotere behoefte aan landbouwgrond;een zucht naar
avontuur; uitbreidingsdrift van de graven van Holland), maar op
een gegeven moment heeft vanuit het duingebied ontginning van het veengebied plaatsgevonden.
Daartoe werd een drainagesysteem aangelegd,
dat bestond uit een groot aantal evenwijdig gegraven kleine greppeltjes, die aansloten
op een grotere, haaks daarop gegraven sloot, van waaruit het water zijn weg moest
vinden naar het lager gelegen zeeniveau (zie kaart van 'Noort Kennemerlant').
Graven wordt in onze taal ook wel
delven genoemd en delft is de middeleeuwse voltooide vorm, ons gedolven. Waar
dat 'delft' in de naam Assendelft vandaan komt laat zich dus raden. Helaas ligt
dat niet zo eenvoudig voor het naamdeel 'Assen', al was het maar omdat het op 12
verschillende manieren werd geschreven. De eerste keer dat we zeker weten dat
het om ons Assendelft gaat, is rond 1050, als graaf Floris I land te Assendelft
aan de abdij van Egmond schenkt. Ruim 50 jaar later is ene Rothardus pastoor
in Assendelft, dan nog geschreven als Eskendelf !
De zojuist beschreven gang van zaken
rond het in gebruik nemen van de veengronden kan moeilijk door een eenling
op gang gebracht zijn. Het was groepswerk en eiste een behoorlijke mate van
samenhang en organisatie. De graven van Holland hadden rond het jaar 1000 zeker
nog niet genoeg gezag en macht om overal dit werk op gang te brengen en
te leiden. Ze zullen vrijwel zeker van plaatselijke 'zetbazen' gebruik
gemaakt hebben. Uit documenten over de 300 jaar tussen 1000 en 1300 komen we het
niet te weten, maar juist in latere tijd krijgen we aanwijzingen die minstens
doen vermoeden dat de familie Van Assendelft al heel vroeg haar invloed in
het gebied heeft doen gelden.
De bewoners van deze gebieden kregen met
nog een heel ander probleem te kampen: wat ze namelijk niet konden
weten of voorzien was, dat ontwaterd veen geweldig veel van z'n volume verliest.
Bovendien komt het veen door de ontwatering wel in contact met zuurstof en gaat het
alsnog geheel tot ontbinding over, het verbrandt als het ware, er wordt ook wel
van verdampen gesproken (eutrofiëring). De bodemdaling die door deze twee
oorzaken op gang wordt gebracht kan oplopen tot meer dan 3 meter per eeuw.
Westelijk Nederland zakte vanaf het jaar 1000 geleidelijk af naar zeeniveau, dat
gold dus ook voor Assendelft en omgeving. Er moesten dus dijken en
ontwateringsluizen aangelegd worden en nog wat later, toen het hoogste
polderpijl zich onder het niveau van het buitenwater bevond, molens om het water
uit te slaan.
De hiervoor beschreven bodemdaling en de
maatregelen die daar tegen genomen moesten worden nemen ruwweg het tijdperk 1100
tot 1300 in beslag en dan komen we in 1306 ineens in een belangrijke
beleningsakte de eerste onomstotelijke adellijke Van Assendelft tegen, Gerrit.
Hij werd op 29 april 1306 beleend met het land waarop hij woont of gaat wonen.
Eerdere documenten hebben het niet tot onze tijd weten uit te houden, of men
vond dat overeenkomsten of schenkingen zo waren ingebed in de omgangsvormen of
gewoonten van alledag, dat het gewoon niet nodig was ze op perkament vast te
leggen.
Op 29 november 1315 krijgt Bartout, de zoon
van Gerrit, het schoutambt en het vierde deel van de opbrengsten uit het veer
uit handen van z'n vader. Hier hebben we meteen het bewijs dat niet alles wat
vader Gerrit bezat ook via de vermelding in een of andere document door
ons te onderscheiden valt.
Bartout krijgt nog meer en wel de vierde
penning. Iedere inwoner die een stukje grond bezat, (of verkreeg via ontginning)
moest hierover een penning aan de landsheer, de graaf van Holland betalen. Nu is
een vierde van deze 'onroerend goed' belasting voor Bartout en dat suggereert
minstens dat de voor ons onzichtbare voorouders van Bartout en zijn vader Gerrit
de leiding hebben gehad in de ontginnings werkzaamheden. De graaf voer daar wel
bij, zijn gebied werd groter zonder slag of stoot en hij beloonde zijn helpers,
die het voortouw namen bij de ontginningen door onder andere 'kolonisten' te
ronselen.
Op 2 september 1316 krijgt schout Bartout
samen met zijn vrouw en al hun nakomelingen alle rechten die vrije mensen
hebben, blijkbaar waren ze daarvoor onvrij. De allereerste leden van de familie
behoorden tot de ministerialen, onvrije maar lang niet altijd onbemiddelde
dienaren van de graaf. In 1335 beleent Jan van Polanen (de broer van de graaf
van Holland) Bartout met het huis en de hof waarop hij al sinds 1328 woonde, het
slot Assumburg bij Heemskerk. En omdat er al een familie Heemskerk was, noemen
de bewoners zich maar Van Assendelft.
Ook in de middeleeuwen was mensen het
maken van carrière en promotie; niet vreemd en dat ging natuurlijk het beste
in een grote stad als Haarlem (samen met Dordrecht en Leiden de belangrijkste
stad van het graafschap en grafelijke residentie), in de nabijheid van de graaf.
Te beginnen met de
volgende Gerrit (II) maken vanaf 1350 dan ook leden van
de familie ononderbroken deel uit van de stadsregering van Haarlem.
Gerrits huwelijk met een Stevina
van Haarlem moet mogelijk ook in dit licht gezien worden.
In 1404 ontvangt
Bartout (II) de titel heer van Assendelft uit handen van graaf Willem IV van
Holland, als onversterfelijk erfleen. Hij laat in 1432 bij testament bepalen dat
hij begraven wil worden in de kerk van het Sint Jansklooster te Haarlem. Die
kerk, nu de Janskerk geheten bestaat nog steeds.
Gerrit IV (zoon van Dirk, broer van de kinderloos gestorven
Bartout) geeft in 1447 de inwoners van Assendelft het recht hun vee te weiden op
de dijk. Nu vielen de dijken in de eerste plaats onder de directe zeggenschap
van de graven van Holland, ze beschermden immers hun land. Die zeggenschap
stonden ze alleen onder zeer bijzondere omstandigheden af, soms aan degenen die
de dijk aangelegd hadden. Een mogelijk bewijs dat de familie ook bij dijkaanleg
betrokken was geweest.
Haarlem had de graven van Holland een onderkomen verschaft en dus vestigden ook de
Van Assendelfts zich daar. Maar Haarlem raakt, net als Dordrecht,
Medemblik en Leiden uit de gratie na 1400. Het bestuur gaat zich meer en meer
afspelen in Den Haag. Deze ontwikkeling werd onder meer mogelijk door de opkomst
van de geldeconomie. De landsheer hoefde niet meer rond te reizen om de hem her
en der in natura toekomende belastingen en huren op te eten. Hij kon ze omzetten
in een vast geldbedrag en dat innen. Ook macht, gezag en trouw laten zich
betrekkelijk gemakkelijk op afstand met geld bekrachtigen. De hertogen zochten
meer en meer Den Haag op en wat was er logischer dan dat de belangrijkste Van
Assendelft hen zou volgen ?
Den Haag kon echter maar kort profiteren van die
vooraanstaande positie, omdat
Karel V zijn hof verplaatste naar Brussel en zijn gezag in de Noordelijke Nederlanden
liet vertegenwoordigen en uitoefenen door stadhouders. Rond 1540 was dat
Hendrik III, een telg uit het geslacht Nassau van Breda. Het zal dan
ook geen verbazing wekken een Van Assendelft in zijn nabijheid aan te treffen.
Dat was Dirk (IV), schout van Breda (zie plaatje epitaaf voor Dirk van
Assendelft -en zijn echtgenote Adriana van Nassau- in de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk
van Breda).
Het echtpaar Dirk en Adriana had wel veel
kinderen (11), maar van de drie zonen stierven er twee kinderloos. Alleen Jan
(Johan V) van Assendelft (1544-1618), heer van Kralingen, Besoyen, Heinenoord en
Albrandswaard; schout van Breda, etc., krijgt een zoon, Gerrit (VII). Deze
sterft echter in 1653 zonder mannelijke nageslacht achter te laten en is daarmee
de laatste van de mannelijke tak van het geslacht Van Assendelft.
Klik hier voor:
Terug naar de Homepage
Klik hier voor:
History: English summary.
Klik hier voor:
Foto's van personen.
Klik hier voor:
Gebouwen 1: mini foto's van De Assumburg.
Klik hier voor:
Gebouwen 2: Diversen.
Klik hier voor:
Zegels.
Klik hier voor:
Familiewapen: Van Assendelft en Nassau.
Klik hier voor:
'Het wapen van Assendelft'.
Klik hier voor:
'Swinx', Zoeklijst Nederlandse Familienamen.
Klik hier voor:
The World Castles Archive
Klik hier voor:
Assendelft - Batelaan Homepage.