Oorlog en heelal

Deel 3

 

Nero
Ave!
Zin in
een schouwspel groots van staat,
waarin heden,
staat om staat,
16 puikgladiators
in't strijdperk treden?

Wat is die legendarische slachtpartij
van alle Caesaren
naast de beestenboel van't
heden?
Die grimmigste hyperbool is zacht daarbij
en teder
als 't eerste morgenklaren
op een kindersmoeltje.

Kreeg je sterfelijk deel er weet van -
schaterlachs tredwiel als een eekhoorn rondtollen dee je:
héél de wereld is hedeb één Colosseum,
met het fluweel bekleed van
de golven der wereldzeeën.

Daarin als tribunes - rotsen.
Op één daarvan - en 't is net
alsof hij zijn gebit in de strijd heeft gelaten -
ontgloeiden,
skelet na skelet,
firmamenten van kathedralen
zich omheinend met kolonnaden.

Vandaag,
met zijn gloed naar de aardse tonsuur,
bloedkleurend de morrende volksoplopen,
hangt uit de hemel
als luchter het vuur
van heel het verzengde Europa.

Daar kwamen
de aardse dalen betrekken
gasten
in schrikwekkend ornaat.
Dreigend speelt om hun lange nekken
een snoer granaten.

Het goud der Slaven.
Zwarte Magyaren-snorren.
Ondoorzichtige vlekken van negers.
Elke breedtegraadrang heeft de aardse horde
van top tot teen voor een plekje belegerd.
En ginds waar in het azuur de Alp
zijn ijswang
voor een avondroodstreling opstak,
zetten scherpspiedend piloten
de wolkveren op
in de hemelse engelenbak.

En toen
de strijdende scharen
de arena betraden,
mijl na mijl,
voor de parade
in paren,
en door het theater verdubbeld werd
het geraas en gestamp van de krijgsmachtmiljarden,
klemde de aarde haar polen opeen,
in gespannen verwachting verstard.
Kuifkoppige oceanen
lieten hun kusten verre,
aan de arena hun troebele ogen gekluisterd.
Zijn laaiende loopplanken af liep de zon,
kamprechter, streng
van eeuwigheid her en,
door benieuwdheid verzengd,
brandden hun holten uit,
fel, de ogen der sterren.
Alleen de seconde kwam tot bedaring.
Geen zin?
Nee, voor 't begin van het bloedige spel,
hield, intens als een paring,
de tik van de tijd zijn adem in,
door de spanning geheel van de tel.

Opeens - de seconde in splinters.
De arena verzonk in een walmende kuil.
In de hemel - geen glinster.
Nieuwe seconden als splinters zetten er schot in -
ontploffen
in huilende
stukken.
Schot lichtte op na schot in
de bloedgolf, zijn kam met een schuimrand smukkend.

Voorwaarts!

 


De krijgskreet doorsiddert de borst der divisies.
Voorwaarts!
Schuim op de mond.
Het vandaal getooid met Sint Joris devies,
trommels:

 


Requisiteur!
Katafalk voorrijden!
Meer weduw in beeld!
Niet half genoeg weduwen zijn d' rin!
En de hemel in
scheurt
een vuurwerk van feiten,
het een voor het ander nog wreder en schrijnender.

De vuurtoren
huilt zijn flitsen
puilogend uit naar de oceaan,
waarop zieltogend flottieljes,
vastgespietst op de spitsen
van mijnpalissaden vergaan.

In nachtmerries wel zo bar
als Dantes meest infernale scène houdt
Joffre,
de bronzen grom van 't kanon overdonderend,
stand aan de Marne en offert,
beducht om de Seinestad,
zijn laatste honderdponder.

In 't zuiden
kotst Konstantinopel,
ontblotend zijn minaretten,
zijn doden uit in
de Bosporus.
Golven!
Wentelt ze voort
met hun tanden nog ferm gezet in
hun laatste hostiekorstjes.

(Volgende aflevering: Deel 4)

 

 

1