|
OnderwerpenReïncarnatieAtomen die de foetus samenstellen, hebben een eigen soort bewustzijn. Het vluchtige bewustzijn dat onafhankelijk van materie bestaat, vormt materie in overeenstemming met zijn vermogen en graad. De foetus heeft dus zijn eigen bewustzijn. Dit bestaat voordat een reïncarnerende persoonlijkheid er binnengaat. Het bewustzijn van materie is aanwezig in alle materie - een foetus, een steen, een grasspriet.De reïncarnerende persoonlijkheid gaat de nieuwe foetus binnen volgens zijn eigen neigingen, verlangens en eigenschappen, met sommige ingebouwde beveiligingen. Er is echter geen regel die zegt dat de reïncarnerende persoonlijkheid de nieuwe vorm moet aannemen, noch op het punt van conceptie, noch in de eerste groeimaanden, noch op het moment van geboorte. Het proces gaat geleidelijk, is individueel en wordt bepaald door ervaring in andere levens. Het is vooral afhankelijk van emotionele karakteristieken - niet noodzakelijk van het laatst geïncarneerde zelf, maar van de emotionele spanningen die aanwezig zijn als gevolg van een groep vorige levens. Er zijn diverse methoden van binnengaan. Als er een krachtige relatie bestaat tussen de ouders en het toekomstige kind, dan kan de persoonlijkheid binnengaan op het moment van conceptie, als hij erg verlangend is zich weer bij hen te voegen. Maar zelfs hier blijven grote delen van zelfbewustzijn werken in de dimensie tussen levens in. In het begin is onder deze omstandigheden de toestand in de baarmoeder als een droom waarbij de persoonlijkheid nog steeds voornamelijk gericht is op een bestaan tussen de levens in. Geleidelijk aan wordt de situatie omgekeerd totdat het steeds moeilijker wordt een duidelijke concentratie op de situatie tussen levens in te behouden. In deze omstandigheden, als de persoonlijkheid zich al bij de conceptie verbindt, is er bijna zonder uitzondering sprake van krachtige banden uit vorige levens tussen de ouders en het kind. Er kan een onophoudelijk en bijna bezeten verlangen bestaan terug te keren naar de aardse situatie - óf voor een speciaal doel óf omdat de reïncarnerende persoonlijkheid op dit moment bezeten is van het aardse bestaan. Dit is niet noodzakelijk nadelig. De persoonlijkheid kan eenvoudig beseffen dat hij goed reageert op de fysieke ervaring, op het moment van aards georiënteerd is en de aardse atmosfeer ervaart als een rijke dimensie voor de groei van zijn eigen vermogens. Sommige persoonlijkheden willen al bij de conceptie binnengaan om schijnbaar minderwaardige motieven - bijvoorbeeld hebzucht of een tweede overdreven verlangen dat gedeeltelijk voorkomt uit onopgeloste problemen. Andere persoonlijkheden die zich nooit hebben gelukkig voelen in het aardse bestaan kunnen het binnengaan enige tijd uitstellen en zelfs dan nog altijd een zekere afstand van het lichaam bewaren. Aan de andere kant, voor de dood, geldt hetzelfde; sommige individuen verwijderen hun gericht zijn uit het fysieke leven en laten het lichaam over aan zijn eigen bewustzijn, terwijl anderen tot het laatste moment bij het lichaam blijven. In ieder geval is er in de eerste dagen van de baby geen vaste concentratie van de persoonlijkheid in het lichaam. In alle gevallen worden de besluiten dus van te voren genomen. De reïncarnerende persoonlijkheid weet dus wanneer de conceptie waarop het heeft gewacht plaatsvindt. En of hij nu wel of niet kiest om op dat moment binnen te gaan, hij wordt onweerstaanbaar toegetrokken naar die tijd en plaats en dat punt in ruimte en leven. Soms zal de persoonlijkheid die het toekomstige kind zal worden, lang voor de conceptie de omgeving van beide toekomstige ouders bezoeken, omdat hij ernaar toegetrokken wordt. Dit is heel natuurlijk. Jullie hebben geen volledig lege materieschelpen, die gevuld moeten worden; het is meer zo, dat de nieuwe persoonlijkheid in- en uitgaat, vooral na de conceptie en met groter frequentie en meer intensiteit in de maanden daarna. De geboorteschok heeft evenwel een aantal consequenties, die doorgaans de persoonlijkheid bij wijze van spreken in volle vaart de fysieke realiteit binnensleuren. Het lichaamsbewustzijn wordt haast automatisch toegevoerd en weert zich krachtig, zij het onder sterk beheerste condities. Bij de geboorte is dit alles plotseling voorbij en nieuwe stimulansen worden geïntroduceerd met een snelheid die het lichaamsbewustzijn nog nooit ervaren heeft. Een stabiliteitsfactor is hard nodig. Daarvoor werd het lichaamsbewustzijn verrijkt en gesteund door een diepe biologische en telepathische identificatie met de moeder. De communicatie van de levende cellen gaat veel dieper dan je denkt. De identificatie voor de geboorte is bijna volledig waar het het lichaamsbewustzijn alleen betreft. Totdat de nieuwe persoonlijkheid binnenkomt beschouwt de foetus zichzelf als een deel van het organisme van de moeder. Deze steun wordt bij de geboorte plotseling weggehaald. Als de nieuwe persoonlijkheid nog niet eerder was binnengegaan, doet hij dit gewoonlijk bij de geboorte, om het nieuwe organisme te stabiliseren. Als hij op het moment van geboorte binnenkomt is hij betrekkelijk onafhankelijk, nog niet geïdentificeerd met de vorm en speelt een ondersteunende rol. Als een persoonlijkheid bij de conceptie, of enige tijd voor de geboorte, binnenging dan heeft hij zich al tot op zekere hoogte met het lichaamsbewustzijn, met de foetus geïdentificeerd. Hij is al begonnen de waarneming te leiden en hij zal de schok van de geboorte in directe zin ervaren. De nieuwe binnengegane persoonlijkheid gaat als bewustzijn aan en uit, zodat het dus even duurt voordat de stabilisatie plaatsvindt. Als het kind bijvoorbeeld slaapt zal de persoonlijkheid vaak eenvoudig het lichaam verlaten. Geleidelijk aan wordt de identificatie met de situatie tussen levens in minder, totdat een bijna volledig gerichtzijn in het fysieke lichaam huist. Er zijn duidelijk persoonlijkheden die zich veel meer met het lichaam identificeren dan anderen. In het algemeen gesproken is er een optimaal punt van gerichtzijn op de fysieke werkelijkheid, een periode van intensivering die niets te maken heeft met tijd. Het kan een week of dertig jaar duren, maar daarna begint het af te nemen om bijna onmerkbaar over te gaan naar andere lagen van werkelijkheid. Een crisis, vooral in het hele vroege of late leven, kan de identificatie van de persoonlijkheid met het lichaam zo schokken, dat hij het tijdelijk verlaat. Hij kan dan vele dingen doen. Hij kan zo volledig weggaan dat het lichaam in coma raakt, als het lichaamsbewustzijn ook een schok heeft gehad. Maar als de schok psychologisch is en het lichaamsbewustzijn nog min of meer normaal werkt, dan kan hij terugkeren naar een vroegere reïncarnatiepersoonlijkheid. In dat geval is het gewoon een regressie die vaak voorbijgaat. Hier krijgen we weer te maken met animus en anima. Als een persoonlijkheid vindt dat hij het maar slecht doet in een mannelijk leven, kan hij de eigenschappen van de anima activeren waarbij hij de karaktereigenschappen van een vroeger vrouwelijk bestaan, waarin hij het goed deed, aanneemt. Hetzelfde geldt in omgekeerde zin voor een vrouw. De persoonlijkheid kan om bepaalde redenen besluiten een lichaam te kiezen dat niet mooi is om te zien. Hij zal er zich misschien nooit in thuisvoelen, want hoewel het bestaan het doel dat hij had zal dienen, zal er altijd een wezenlijk gevoelde afstand zijn tussen het lichaam en de persoonlijkheid erin. Zij die op het moment van conceptie binnengaan zijn gewoonlijk zeer verlangend naar het fysieke bestaan. Ze zullen daardoor vollediger ontwikkeld zijn en hun individuele eigenschappen al vroeg vertonen. Ze hebben een greep op het nieuwe lichaam en vormen het al. De controle over de materie is krachtig en zij blijven gewoonlijk in het lichaam en sterven óf door een ongeluk waarbij de dood meteen intreedt, óf in de slaap, of door een ziekte die snel toeslaat. In de regel zijn zij die pas op het moment van geboorte hun bestaansniveau binnengaan minder kundige bewerkers van de materie. Zij vormen, als je dat kunt zeggen, het gemiddelde. Er zijn er ook die zich zo lang mogelijk tegen het nieuwe bestaan verzetten, zelfs al hebben ze het gekozen. Tot op zekere hoogte moeten ze bij de geboorte aanwezig zijn maar ze kunnen nog steeds aan een volledige identificatie met een geboren kind ontsnappen. Met enige tegenzin blijven ze in en om de vorm hangen. Er zijn vele redenen voor een dergelijk gedrag. Sommige persoonlijkheden geven eenvoudig de voorkeur aan het bestaan tussen levens in en houden zich veel meer bezig met het theoretisch oplossen van problemen dan met de praktische toepassing. Anderen hebben ontdekt dat het fysieke bestaan niet aan hun verwachtingen voldoet en zij zullen zich in andere werkelijkheidsgebieden veel beter ontplooien.
Besluiten ten opzichte van toekomstige levens kunnen niet alleen in de periode
tussen levens in genomen worden maar ook in dromen in een bepaald leven. Je kunt
bijvoorbeeld nu al tot de omstandigheden van je volgende incarnatie besloten
hebben. Hoewel de nieuwe ouders nu nog kinderen zijn of zelfs niet eens geboren,
kunnen de regelingen al getroffen zijn.
Sterven | Reïncarnatie | Geboorte | Evolutie | God | Godsdienst | Christus inleiding | over Seth | over Jane | achtergrond | sessies | boeken | onderwerpen | links | update | mail | gastenboek | Datum laatste update: 25 Juni, 1998 door Ruud Limbeck |