Home Page

Hoofdstuk 1.1

Hoofdstuk 1.2

Hoofdstuk 2.1

Hoofdstuk 3.1

Bewerkt door Drs.I. Bayrak

 

 Aqidah (geloofsleer: Islamitische monotheïsme (vervolg)

INHOUD

 

1) Ilahiyyat

1.1) Het geloven in Allaahu Ta`ala.

1.1.1) Bewijzen voor Allaahu Ta`ala's bestaan.

1) Bewijzen in de Qur'aan voor Allaahu Ta`ala's bestaan (isbaat-i waadjib).

2) Isbat-i waadjib in de ahadith.

1.1.2) De Schone Namen van Allaah (al Asmaa ul Husna).

1.2.1) De eigenschappen van Allaahu Ta`ala

ad 1) Sifat-i nafsiyyah of sifat-i wudjudiyyah:

ad 2) Sifat-i salbiyyah of tanzihat

ad 3) Sifat-i subutiyyah

ad 4) Sifat-i djaizah of sifat-i fi`iliyyah

ad 5) Sifat-i habariyyah

 

1) Ilahiyyat

1.1) Het geloven in Allaahu Ta`ala.

1.1.1) Bewijzen voor Allaahu Ta`ala's bestaan.

 

De mensen hebben al vanaf hun schepping de behoefte gehad in een bovennatuurlijke wezen te geloven. Zij onderwerpen zich aan Hem, vragen Hem hulp en inspiratie, schrijven de schepping van goede en minder goede dingen aan Hem toe, bidden tot Hem in voor- en tegenspoed, zoeken toevlucht bij Hem in tijden van gevaar, tonen respect voor Hem, gehoorzamen Hem in al Zijn bevelen, houden het meest van Hem, offeren alles op voor Hem etc.

Het is ondenkbaar dat en mens niet het bestaan van zijn schepper kan beredeneren. Iemand die over het ontstaan van allerlei natuurkundige, chemische, biologische en sociale gebeurtenissen of wat voor een ander gebeurtenis dan ook kan denken, is ook in staat over zijn Schepper, over zijn doel in het leven en over zijn eindbestemming te denken. Als we naar een mooi kunstwerk kijken weten we dat het gemaakt is door een kunstenaar. Waarom kan de mens zich dan niet afvragen wie de Kunstenaar is van al datgene dat om hem heen is?. Iedereen weet dat een schip die midden op zee in storm zijn koers voortzet door een kapitein bestuurd wordt. Is het dan niet logisch dat er ook een Kapitein moet zijn om dit gehele heelal te besturen zodat er geen ongeregeldheden zich voor kunnen doen?.

 

Daarom is het volgens de Islam het geloven in de Schepper een erfelijke/natuurlijke aanleg, die ieder mens bij de geboorte met zich mee krijgt. Vanwege deze aanleg zoekt ieder mens naar de Almachtige als hij in ernstige nood zit. Vandaar dat elk mens verplicht in zijn Schepper te geloven als hij adolescent en verstandelijk is geworden, zelfs voor iemand die nog nooit van de Schepper heeft gehoord. Hij moet het bestaan van zijn Schepper beredeneren door naar zichzelf, naar het natuur, naar de zon, de maan en de sterren te kijken en zich dan af te vragen:" Wie is de schepper van al deze wonderen?". Net als de Profeet Ibrahiem (Abraham

(Nederlandse uitleg):

En toen Ibrahiem (Abraham) tegen zijn vader Aazar zei: "Neemt u afgodsbeelden tot aaliha (goden)?. Waarlijk, ik zie dat u en uw volk in klareblijkende dwaling zijn." En aldus toonden Wij Ibrahiem de Koningsmacht van de hemelen en de aarde, opdat hij tot de vastsverzekerden (in het geloof) zou behoren. Toen de nacht hem omhulde zag hij een ster. Hij zei: "Deze is mijn heer". Maar toen het onderging zei hij: "Ik houd niet van de ondergaanden". Toen hij de maan zag opkomen zei hij: "Deze is mijn heer". Maar toen het onderging zei hij: "Indien mijn Heer mij niet rechtleidt, zal ik tot de dwalende lieden behoren". Toen hij de zon zag opkomen zei hij: "Deze is mijn heer, deze is groter". Maar toen het onderging zei hij: "O mijn volk, ik ben vrij van al datgene jullie aanhangen als bondgenoten (in de aanbidding met Allaahu Ta`ala). Ik heb mijn gezicht gewend naar Hem die de hemelen en de aarde geschapen heeft, als Hanief (Islamitische monotheist, die alleen Allaahu Ta`ala aanbidt). En ik behoor niet tot de mushrikoen (polytheisten)."

 

Een verstandige mens zal dan meteen door hebben dat er maar één Schepper mogelijk is die alles schept, onderhoudt en continueert. Tot deze redenering moet men komen als men adolescent en verstandelijk is. Kinderen kunnen dit nog niet, daarom is elk kind volgens de Islaam een muslim.

 

Op de vraag of het mogelijk is bewijzen te zoeken naar Allaahu Ta`ala's bestaan verschillen de 'ulama (Islamitische geleerden) van mening. 'Ulama zoals Imaam Ghazaalie en Imaam Shahristaanie vinden het geloven in Allaahu Ta`ala een natuurlijke instinct, net zoals eten en drinken. Daarom heeft het geen zin het bestaan van Allaahu Ta`ala te bewijzen. Dit vergelijken ze met de aantrekkende eigenschap van een magneet. Een magneet trekt een stukje metaal naar zichzelf als het in de buurt komt. Zonder metaal heeft de magneet nog steeds deze eigenschap. Zo gelooft een mens ook in het bestaan en eenheid van Allaahu Ta`ala zonder naar bewijzen te zoeken of te vragen.

 

Volgens andere 'ulama kan een mens pas achter Allaahu Ta`ala's bestaan komen als hij nadenkt over Allaahu Ta`ala's schepping en Zijn namen en Zijn eigenschappen, die in de Qur'aan en ahadith (berichten over alles wat Rasul'lullah (Boodschapper van Allaah) (sas) heeft gezegd, gedaan en stilzwijgend heeft goedgekeurd) vermeld zijn. Het is niet mogelijk met menselijke zintuigen Allaahu Ta`ala's Wezen te beredeneren:

(Nederlandse uitleg): "Hem bereiken de blikken niet, maar Hij bereikt de blikken wel."(An'am 6/103).

Maar we kunnen onze zintuigen en de gehele schepping als middel gebruiken om Allaahu Ta`ala te leren kennen, want elk onderdeel van de schepping leidt naar Allaahu Ta`ala's bestaan:

(Nederlandse uitleg):

"Wij zullen hun Onze tekenen in het heelal en in henzelf laten zien zodat het (de Qur'aan) voor hen duidelijk wordt dat het de waarheid is. En is het soms niet voldoende dat uw Rabb (Heer) voor alle dingen getuige is?." (Fussilat 41/53).

Het is niet mogelijk de wegen die leiden naar ma'rifatullah (het kennen van Allaahu Ta`ala en de bewijzen voor Zijn bestaan) te begrenzen. We zullen hieronder de bekendste bewijzen opsommen die door de Islamitische theologen en filosofen aangevoerd worden voor het bewijzen van Allaahu Ta`ala's bestaan.

 

1) Bewijzen in de Qur'aan voor Allaahu Ta`ala's bestaan (isbaat-i waadjib).

 

In geen van de goddelijke Boeken is zoveel aandacht besteed aan het bewijzen van Allaahu Ta`ala's bestaan en eenheid (tawhied) als in de Qur'aan. Want de hele Qur'aan draait om Zijn bestaan en eenheid.

Isbaat-i waadjib betekent het bewijzen van het bestaan van een Wezen dat door zichzelf bestaat en niemand nodig heeft bij Zijn bestaan, namelijk Allaahu Ta`ala. De enige bron die we kunnen raadplegen over de bewijzen van het bestaan van Allaahu Ta`ala is ongetwijfeld het Woord van Allaahu Ta`ala zelf, de Qur'aan en de ahadieth. We hoeven buiten deze twee niet naar andere bronnen te zoeken.

 

In de Qur'aan wordt in het algemeen de nadruk op Allaahu Ta`ala's eigenschappen gelegd om de tawhied (Islamitische monotheisme) te verduidelijken: buiten Allaahu Ta`ala is geen ander godheid die aanbeden mag worden, Allaahu Ta`ala heeft geen deelgenoten, noch gelijkenis. Daarom is het geloven in Allaahu Ta`ala's bestaan iets dat zowel een natuurlijke als een verplichte plicht is voor de mensen. Immers elk mens weet wie zijn Schepper is. Dit kan alleen door onverschilligheid , hoogmoed en koppigheid belemmerd worden.

 

Alles wat zich in de hemelen en hier op aarde bevindt heeft zich goedschiks en kwaadschiks aan hem overgegeven (zie Qur'aan 3/83). Allaahu Ta`ala heeft Adam (as) (en daarmee de hele mensheid) alle namen (van de geschapenen) onderwezen (zie Qur'aan 2/31), m.a.w. Allaahu Ta`ala heeft de mensen alle wetenschappen onderwezen. Hij onderwees hem de uiteenzetting (zie Qur'aan 55/4), hoe is het mogelijk dat de mens Hem niet erkent als de enige godheid?.

 

Het is een feit dat de mens in grote moeilijkheden of bij onverdraaglijke pijnen Allaahu Ta`ala aanroept voor bevrijding en hulp. Als de mens vrij zou zijn van hoogmoed en koppigheid dan zou hij oog in oog staan met zijn natuurlijke ik, die hij tijdens zijn geboorte had meegekregen, en Allaahu Ta`ala automatisch erkennen als Zijn Ilaah (God) en (Rabb (Heer).

(Nederlandse uitleg):

"Zeg: Hoe lijkt het jullie, als Allaahs bestaffing tot jullie komt of het Uur (de Dag des Oordeels) tot jullie komt, zullen jullie dan anderen dan Allaah aanroepen?. Als jullie het gelijk hebben (doe het dan). Welneen, dan zullen jullie Hem aanroepen. Hij zal dan dat (de deelgenoten), waarom jullie tot Hem roepen, wegnemen, als Hij het wil, en wat jullie als deelgenoten (aan Hem) hebben toegevoegd zullen jullie vergeten". (Qur'aan 6/40-41).

Het is algemeen bekend dat de arabieren ten tijde van en voor de openbaring van de Qur'aan polytheist (mushrik) waren. Buiten een groep arabieren die we aanduiden met de benaming 'dahriyyah', geloofden de arabieren destijds in een godsdienst.

(Nederlandse uitleg):

"Ze (de dahriyyieten) zeiden: Er is alleen maar ons tegenwoordige leven, wij sterven hier en wij leven hier en alleen door de tijd worden wij omgebracht..." (Qur'aan 45/24).

De andere arabieren hadden meerdere goden. Uit de Qur'aan verzen (aayaat) kunnen we opmaken dat Allaahu Ta`ala hun "oppergodheid" was:

(Nederlandse uitleg):

"Behoort de zuivere godsdienst (ad dinu-l khaalis) (vrij van polytheisme ) niet Allaah toe?. Zij die zich in plaats van Hem geliefden nemen (zeggen): "Wij dienen hen (de afgoden) slechts opdat zij ons nader tot Allaah brengen". Allaah zal tussen hen oordelen over dat waarover zij het oneens zijn. Allaah wijst niet, wie een ongelovige en een leugenaar is, de goede richting". (Qur'aan: 39/3)

Naast deze twee groepen zien we dat er een derde groep is die in de zuivere Islamitische tawhied geloofde (Hanief). Tot deze laatste groep behoorde de beroemde dichter van hoog aanzien, Quss bin Sa'idah. Tijdens een van zijn voordrachten benadrukte hij de wonderbaarlijke gebeurtenissen in de natuur en de tekenen hier op aarde en in de hemelen, die allen leiden naar de eenheid van Allaahu Ta`ala , het leven na de dood en zelfs de komst van de enige ware godsdienst en de zegel der profeten (Muhammad (sas)).

Toen de Islaam kwam, was er geen enkele uitweg die het geloven in de eenheid van Allaahu Ta`ala op een dwaalspoor kon brengen. De Qur'aan spreekt over ondubbelzinnige bewijzen voor de eenheid van Allaahu Ta`ala. De Qur'aan nodigt de mensen uit hun hersenen te gebruiken en hun ongeschonden instincten te volgen bij het zoeken naar hun Schepper:

(Nederlandse uitleg):

"Waarlijk, als jij hun (de ongelovigen) vraagt wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, zeggen zij: "Allaah". Zeg: "Lof zij Allaah". Maar de meeste van hen weten het niet (Qur'aan: 31/25).

Uit de aayaat die handelen over Allaahu Ta`ala's eigenschappen, alsmede de aayaat die handelen over de gebeurtenissen, die zich voor (de schepping van de aarde, hemelen, mensen en andere schepselen), tijdens en na de Oordeelsdag zullen afspelen, kunnen we niet zozeer directe, maar indirecte bewijzen vinden, die het bestaan van Allaahu Ta`ala benadrukken.

De aayaat die handelen over isbaat-i waadjib kunnen we in zeven categorieën onderverdelen:

-1) De schepping van de mens is het werk van de Almachtige. De schepping is met wijsheid en kennis verricht. Er wordt gesproken over de wonderbaarlijke lichaamsbouw van de mens, zijn ledematen, de manier waarop zijn zintuigen functioneren en de oneindig veel gunsten van Allaahu Ta`ala. Allaahu Ta`ala noemt al deze dingen als de tekenen van Hemzelf.

(Nederlandse uitleg):

"Hebben Wij jullie niet uit verachtelijk water geschapen, die Wij toen in een solide verblijfplaats legden, tot een vastgestelde duur?. Wij hebben die bepaald en een voortreffelijke bepaler zijn Wij". (al-Mursalât: 70/20-23)

(Nederlandse uitleg):

"De mens kan doodvallen, ondankbaar dat hij is. Waaruit heeft Hij hem geschapen?. Uit een druppel heeft Hij hem geschapen en toen heeft Hij zijn maat bepaald. Dan heeft Hij de weg voor hem gebaand. dan laat Hij hem sterven en begraaft hem. Dan wanneer Hij wil, wekt Hij hem op. Welnee, hij heeft nog niets uitgevoerd van wat Hij hem geboden heeft. (`Abasah: 17-23)

(Nederlandse uitleg):

"Prijs de naam van jouw Heer, de hoogste die geschapen heeft en gevormd en die geordend heeft en de goede richting heeft gewezen en die het weidegras laat opkomen en daarna dor en grauw maakt. ( al-A`lâ: 87/1-6)

(Nederlandse uitleg):

"Lees voor in de naam van jouw Heer die geschapen heeft. Geschapen heeft Hij de mens uit "`alaq". (al-`Alaq: 96-1-2)

(Nederlandse uitleg):

"Heeft de mens dan niet gezien dat Wij hem uit een druppel geschapen hebben?. Toch is hij een duidelijke tegenstander. Hij maakt een vergelijking met Ons en vergeet hoe hij geschapen is. Hij zegt: "Wie maakt de beenderen levend als zij gruis zijn?". Zeg: "Hij die ze de eerste maal heeft laten ontstaan zal ze weer levend maken. En Hij kent alles wat geschapen is, Hij die voor jullie uit groene bomen vuur gemaakt heeft zodat jullie er meteen een vuur mee kunnen ontsteken". Is Hij die de hemelen en de aarde geschapen heeft niet bij machte iets te scheppen wat aan hen gelijk is?. Ja zeker, Hij is de Schepper, de Wetende. Wanneer Hij iets wenst, is Zijn bevel dat Hij ertegen zegt: "Wees" en het is." (Yâsîn: 36/77-82)

(zie verder o.a. 77/20 en verder; 80/17 en verder; 87/1-5; 96/1-2; 36/77-83; 25/54; 75/36 en verder).

-2) De schepping van de organismen, die op twee of meer poten lopen, vliegen, kruipen, enz. Al deze organismen zijn in dienst van de mensheid gesteld:

(Nederlandse uitleg):

En hebben zij niet gezien dat Wij van wat Onze Hanaden gewrochten hebben voor hen kuddedieren geschapen hebben waar zij over beschikken kunnen?. Wij hebben die aan hen dienstbaar gemaakt, sommige dienen hen als rijdier en andere kunnen zij eten. (Yaasien 36/70-71)

(zie verder o.a. 35/27 en verder; 39/6)

-3) De perfect schepping van het heelal met daarin de sterren, de zon, de maan, de aarde, de bergen, de zeeën die het herbergt, de goddelijke natuurwetten die ze bij elkaar houden en hun banen laten beschrijven, de aarde die van de ene jaar getijde naar de andere gaat, het leven en de dood herbergt, de mensheid voorziet van al zijn behoeften, met bergen, zeeën, rivieren, bossen, steppen en woestijnen versierd is en met de beschermende atmosfeer omgeven is. Dit alles is wederom in dienst van de mensheid geschapen.

(Nederlandse uitleg):

Kijken zij dan niet naar de hemel boven hen, hoe Wij die gebouwd hebben en hoe Wij die versierd hebben en hoe die geen enkele scheur heeft? En hoe wij de aarde uitgespreid hebben en Wij daarop stevige bergen bergen geplaatst hebben en Wij daar op allerlei mooie gewassen deden groeien? Als lering en herinnering voor iedere brouwvolle dienaar ... (Qaaf 50/6-8)

(zie verder o.a. 77/25 en verder; 50/6 en verder)

-4) De schepping van water, dat het levenskiem is van al datgene wat leeft, van de wolken die dit water dragen en m.b.v. de wind dode aarde tot leven doen veranderen, van planten en bomen die met dat water voeding aan de mensen geven, van vuur, die vele noodzaken van de mens vervult, dit alles zijn tekenen voor Allaahu Ta`ala's bestaan (zie o.a. 77/27; 58/9 en verder; 86/24-32; 36/33 en verder; 35/3,9.12.27 en verder).

-5) De loop van de aarde de zon en de sterren, die bepaald worden door goddelijke natuurwetten, de nacht als rust en slaap periode en de dag als wektijd en de vele voordelen en de diensten die de zon, de maan en de sterren met zich meebrengen, zijn tekenen van Allaahu Ta`ala (zie o.a. 36/37 en verder; 25/45 en verder; 35/13; 10/4 en verder; 57/6; 30/23)

-6) De zeeën, die de mensheid van voedsel en kostbaarheden voorziet, de schepen die mensen en vracht vervoeren over zeeën en voedingsmiddelen zijn tekenen van Allaahu Ta`ala ( zie o.a. 35/12; 27/62; 43/11 en verder 14/32; 16/14).

-7) De momenten waarop de mens geen uitweg meer ziet dan zijn Heer aanroepen voor hulp en verlossing (zie o.a. 7/134 en verder; 10/12,98; 39/38; 14/32).

In deze zeven categorieën van aayaat zien we dat in de Qur'aan twee methodes worden gehanteerd:

-1) We worden uitgenodigd door de geschapenen de Schepper te vinden, door het kunstwerk de Kunstenaar te erkennen. En door de conclusies die uit de aayaat getrokken worden tot de rede te komen. We kunnen hieruit opmaken dat het bestaan van het gehele heelal niet noodwendig is, zoals dit wel het geval is met het bestaan van Allaahu Ta`ala , maar het bestaan van het gehele heelal mogelijk is, m.a.w. het bestaan van het heelal is gelijk aan zijn niet-bestaan. Immers alles buiten Allaahu Ta`ala is later ontstaan, dus het bestaan van al het bestaande is afhankelijk van en vanwege zijn Schepper.

-2) Alle dingen en gebeurtenissen die ons verstand doen verbijsteren, zijn onderhevig aan goddelijke wetten en ordening (de zogenaamde natuurwetten). Daarom is het logisch dat Allaahu Ta`ala deze wetmatigheden en ordening hierin brengt. Want wie anders zou dit kunnen dan de Schepper zelf.

Al deze aayaat geven indirect bewijzen voor Allaahu Ta`ala's eenheid en grootheid. Als we naar de periode van openbaring kijken zien we dat de meeste van de bovenstaande aayaat in Makkah zijn openbaard. Het doel van deze aayaat is dan ook hel duidelijk: de mensen uitnodigen voor de eenheid en het bestaan van Allaahu Ta`ala . Hoe kan de mensheid na zulke bewijzen toch nog zijn Schepper verloochenen?.

Tegenwoordig is een van de grootste geestelijke ziekte, die de mens weerhoudt Allaahu Ta`ala's bestaan te erkennen en Zijn Boek, de Qur'aan als de ware leidraad te accepteren, hoogmoed en koppigheid. Iblis (de duivel) werd door deze twee eigenschappen dan ook verdoemd en voor altijd verdreven uit het paradijs. Pas als de mens zich distantieert van deze slechte eigenschappen en naar zijn natuurlijke instinct luistert zal hij zijn Rabb (Heer) vinden. Want door zijn hoogmoed kleineert hij één of meer of zelfs alle godsdienstige principes en door zijn koppigheid sluit hij zijn ogen voor de waarheid. Hij concurreert als het ware met Allaahu Ta`ala in Zijn grootheid en Zijn vorstelijkheid. En doordat de mens zich als deelgenoot met Allaahu Ta`ala plaatst zal hij in het hiernamaals en/of hier op aarde gestraft worden.

Concluderend kunnen we zeggen dat de Qur'aan, die gezonden is de mensheid hier op aarde op het rechte pad te leiden en in het hiernamaals tot de eeuwige geluk te brengen, nooit de geestelijke gesteldheid van zijn toehoorder uit het oog verliest, en hen met duidelijke bewijzen overtuigt over het bestaan en de eenheid van hun Schepper. De bewijzen zijn zodanig geselecteerd dat ze in de belevingswereld van elk mens past in alle tijden en alle plaatsen.

Een ander belangrijke karakter van de isbaat-i waadjib aayaat is het feit dat ze de materialistische filosofie, dat het bestaan van leven uit materie en toeval accepteert, verwerpt. In de Qur'aan lezen we dat Allaahu Ta`ala zelf uit de dood leven voortbrengt en dat Allaahu Ta`ala degene is die de materie schept en verordent.

 

2) Isbat-i waadjib in de ahadith.

 

In de hadith boeken komen we veelvuldig isbaat-i wudjoed bewijzen tegen. Hieronder zullen we enkele ervan beschrijven.

Op een ochtend, toen Ibn-i 'Abbas (rahuma) bij Rasoel'lullaah (sas) logeerde, liep Rasoel'lullaah (sas) naar buiten, keek naar de hemel en reciteerde de volgende aayah:

(Nederlandse uitleg):

"In de schepping van de hemelen en de arde en het verschil van nacht en dag zijn tekenen voor mensen die hun verstand gebruiken. Zij gedenken Allaah staand, zittend en op hun zij liggend. En zij denken over de schepping van de hemelen en de aarde en zeggen dan:" Onze Rabb (Heer) , U heeft dit niet voor niets geschapen, U zij geprezen!. En behoed ons voor de bestraffing van het vuur" (3/190-191).

Vervolgens keerde hij naar zijn kamer, poetste zijn tanden met miswaq (een natuurlijke tandenborstel), deed wudu (kleine wassing), verrichtte salaat en ging weer slapen. Na een tijdje stond hij weer op en herhaalde wat hij hiervoor deed (Sahih-i Muslim: kitabu-t Taharah).

Een van de du'ah's (smeekbedes) die Rasoel'lullaah (sas) aanraadde op te zeggen voor het slapen gaan was: "O mijn Heer, U bent het beginloze en voor U was er niets. U bent het eindloze en na U zal er ook niets zijn (die eindeloos en blijfend zal zijn) (Sahih-i Muslim: kitabu-l Thikr wa-d Du'ah)

Op een dag kwam een groep muslims uit Yemen en vroegen:" O Rasoel'lullaah (sas) we zijn naar u gekomen om de godsdienstige zaken van u te leren en naar het begin van deze zaak (de schepping van het heelal) te vragen." Rasoel'lullaah (sas) antwoordde: "Allaah was en er was niets anders..." (Sahihu-l Bukhari: kitabu-t Tawhid).

Er zijn vele andere ahadith over de isbaat-i wudjoed. Hieruit kunnen we opmaken dat Rasoel'lullaah (sas) de sahaaba (metgezellen) (rahum) over de bewijzen die gaan over het bestaan van Allaahu Ta`ala vertelde.

De 'ulama hebben in hun boeken vele bewijzen aangevoerd naar isbaat-i wudjoed. Met de opkomst van de positieve wetenschappen (natuurkunde, biologie, scheikunde etc.) worden meer bewijzen voor isbaat-i wudjoed aangevoerd. We zullen hier niet op ingaan zie hiervoor "Een korte leidraad om de Islaam beter te begrijpen".

Uit het hierboven gehouden betoog kunnen we opmaken dat er twee wegen zijn die leiden naar ma'rifatu'llah:

1) Denken over Allaahu Ta`ala's schepping.

2) Kennen van Allaahu Ta`ala's schone namen (al asmaa ul husna) en eigenschappen.

De eerste weg hebben we al besproken laten we naar de tweede kijken.

 

Home Page

Hoofdstuk 1.1

Hoofdstuk 1.2

Hoofdstuk 2.1

Hoofdstuk 3.1

Bewerkt door Drs.I. Bayrak

 

1