Home Page

Hoofdstuk 1.1

Hoofdstuk 1.2

Hoofdstuk 2.1

Hoofdstuk 3.1

Bewerkt door Drs.I. Bayrak

Geloofsleer: Islamitische monotheïsme (vervolg)

INHOUD

 

1) Ilahiyyat

1.1) Het geloven in Allaahu Ta`ala.

1.1.1) Bewijzen voor Allaahu Ta`ala's bestaan.

1) Bewijzen in de Qur'aan voor Allaahu Ta`ala's bestaan (isbaat-i waadjib).

2) Isbat-i waadjib in de ahadith.

1.1.2) De Schone Namen van Allaah (al Asmaa ul Husna).

1.2.1) De eigenschappen van Allaahu Ta`ala

ad 1) Sifat-i nafsiyyah of sifat-i wudjudiyyah:

ad 2) Sifat-i salbiyyah of tanzihat

ad 3) Sifat-i subutiyyah

ad 4) Sifat-i djaizah of sifat-i fi`iliyyah

ad 5) Sifat-i habariyyah

 

 

1.1.3) De eigenschappen van Allaahu Ta`ala

Imam Abu Hanifa onderscheidt drie zaken over het geloven in Allaahu Ta`ala : Allaahu Ta`ala's wezen, Allaahu Ta`ala's eigenschappen en Allaahu Ta`ala's werken. Het geloven aan Allaahu Ta`ala kan pas compleet zijn als we in Allaahu Ta`ala's eigenschappen geloven. Deze eigenschappen kunnen noodwendig (wadjib), ongerijmd (mustahil) en mogelijk (dja'iz) zijn . Al Zijn eigenschappen zijn azali (beginloos) en abadi (eindeloos). Ze lijken niet op de eigenschappen van de bestaande dingen. Omdat we Allaahu Ta`ala's wezen niet kunnen weten en vatten, kennen we Hem d.m.v. Zijn namen en Zijn eigenschappen. Allaahu Ta`ala de Schepper van alles wat bestaat. Daarom behoren de schoonste namen en eigenschappen aan Allaahu Ta`ala toe (zie Fiqhu'l akbar).

 

Allaahu Ta`ala's eigenschappen kunnen we in vijf categorieën verdelen:

-1) Sifat-i nafsiyyah of sifat-i wudjudiyyah

-2) Sifat-i salbiyyah of tanzihat

-3) Sifat-i subutiyyah

-4) Sifat-i djaizah of sifat-i fi`iliyyah

-5) Sifat-i habariyyah

 

ad 1) Sifat-i nafsiyyah of sifat-i wudjudiyyah:

Allaahu Ta`ala bestaat en Zijn bestaan is door Zichzelf (nafs) of Zijn Wezen (Zat) en niet door middel van iets anders. Zijn bestaan is noodwendig (wadjib), het is niet mogelijk dat niet-bestaan (adam) daaraan zou kunnen overkomen.

 

ad 2) Sifat-i salbiyyah of tanzihat (vrij zijn van ongerijmde eigenschappen):

Geloven dat Allaahu Ta`ala voorzien is met alle eigenschappen van de volkomenheid en dat Hij vrij is van alle eigenschappen van de onvolkomenheid. De ongerijmde eigenschappen ten aanzien van Allaahu Ta`ala zijn die eigenschappen die Allaahu Ta`ala onmogelijk kan bezitten. Deze zijn: niet-zijn, het geworden zijn, het te niet gaan, het gelijken op de geworden dingen, het behoeven van een ander dan Hij, het bestaan van een deelgenoot, het onmachtig zijn, het niet-willen ( gebeuren van dingen zonder zijn wil), het niet-weten, bestaan uit materie, begrensd zijn door plaats en tijd etc. De volgende vijf zijn de belangrijkste sifat-i salbiyyah:

- a) Qidam (beginloos): Allaahu Ta`ala s bestaan is beginloos, dit betekent dat Hij is vóór alle dingen, en dat Hij niet-bestaande is geweest te eniger tijd en dat aan Zijn bestaan geen eerder is voorafgegaan. 

- b) Baqa' (eindeloos): Allaahu Ta`ala's bestaan is eindeloos, Zijn eindeloosheid heeft geen einde en zij zal nimmer ophouden. Het niet-zijn zal Zijn eindeloosheid niet te eniger tijd overkomen. (zie 57/3, 28/88, 55/26-27)

- c) Muhalafatu'l li'l hawadith (ongelijk aan de geschapenen): geen van de geschapen dingen lijkt op Allaahu Ta`ala , niet t.a.v. Zijn Wezen (Zat), niet t.a.v. Zijn Eigenschappen (Sifat) en niet t.a.v. Zijn Werken (Fi`il). Allaahu Ta`ala lijkt niet op iets van de geschapen dingen, op enigerlei wijze, zodat alles wat we zien of wat in ons opkomt, lijkt niet op Hem: "Niets is als Zijn gelijke" (32/11). Geen van Allaahu Ta`ala s eigenschappen ( Zijn weten, Zijn macht, Zijn wil, Zijn leven, Zijn horen, Zijn zien, Zijn spreken etc.) lijkt op die van de geschapenen. (zie 42/11) 

-d) Qiyam bi Nafsihi/Zatihi: Allaahu Ta`ala s bestaan is door Zichzelf. Hij behoeft niets van de dingen die geschapen zijn, ruimte noch plaats, dus is Hij de Samad (Genoegzame) tegenover alle dingen, maar alle dingen hebben Hem nodig. (zie 112/1-2, 35/15)

 

- e) Wahdaniyah (eenheid): Allaahu Ta`ala is één en er is geen ander godheid dan Hem. Hij heeft geen deelgenoten, noch overeenkomstige, noch gelijkende, noch tegengestelde, noch tegenstander. Hij is één in Zijn Wezen (Zat), Zijn Eigenschappen (Sifat) en Zijn Werken (Fi`il). (zie 39/4, 112/1-4, 23/91, 17/42-43, 21/22) 

ad 3) Sifat-i subutiyyah

De eigenschappen die noodwendig zijn bij Allaahu Ta`ala's bestaan worden Sifat-i subutiyyah genoemd:

-1) Hayat (het leven van Allaahu Ta`ala ): Allaahu Ta`ala is levend, en het leven van Hem is niet zoals ons leven, want ons leven is d.m.v. de bloedsomloop, de ademhaling en andere lichamelijke functies. Maar het leven van Allaahu Ta`ala is niet d.m.v. enig ding, het is beginloos, eindeloos, niet zijn en verandering zullen het nimmer overkomen. (zie 25/58, 20/111)

 

-2) `Ilm (het weten van Allaahu Ta`ala ): Allaahu Ta`ala weet alle dingen, het uitwendige ervan en het inwendige ervan, en Hij weet alle gebeurtenissen in het heelal. "Hij weet het heimelijk gesprokene en wat nog meer verborgen is" (20/7). Niets is voor Hem verborgen. Zijn weten is niet verworven, als die van ons. Hij weet de dingen al in de eeuwigheid voor hun bestaan. (zie 6/59, 58/7)

 

-3) Iradah (de wil van Allaahu Ta`ala ): Allaahu Ta`ala is willend, niets gebeurt dan met Zijn wil, zodat welk ding Hij wil, is, en welk ding Hij niet wil, het is niet mogelijk dat het is. (zie 3/26, 42/49) 

-4) Qudrah (de macht van Allaahu Ta`ala ): Allaahu Ta`ala's machtig over alle dingen. (zie 24/44-45)

 

-5) Sam` (het horen van Allaahu Ta`ala ): Allaahu Ta`ala hoort alle dingen, zij het heimelijk of luid. Maar Allaahu Ta`ala's horen is niet zoals ons horen, want ons horen is d.m.v. lucht trillingen, het oor en de hersenen. Maar Allaahu Ta`ala's horen is niet door enig middel.

 

-6) Basar (het zien van Allaahu Ta`ala): Allaahu Ta`ala ziet alle dingen. Allaahu Ta`ala ziet zelfs de zwarte mier in de duistere nacht, en dingen die kleiner zijn dan dat. Niets in het heelal is voor Hem verborgen. Maar Allaahu Ta`ala zien is niet als ons zien, want ons zien is d.m.v. licht, het oog en de hersenen, maar Zijn zien is niet door middel van iets. (zie 14/19-20)

-7) Kalam (het spreken van Allaahu Ta`ala ): Allaahu Ta`ala's spreken is niet gelijk op ons spreken, want ons spreken wordt in ons geschapen en het is d.m.v. lichaamsorganen (stembanden, tong, lippen, hersenen) en lucht, maar Zijn spreken is niet aldus. (zie 18/109)

-8) Takwin (het scheppen van Allaahu Ta`ala ): Allaahu Ta`ala's scheppen lijkt niet op de werken van de bestaande dingen. Hij schept de dingen zonder middel en zonder werktuig: (Nederlandse uitleg):

"Zijn bevel wanneer Hij iets wil, is slechts dat Hij zegt tot dat (iets): Wees, en het is (36/82).

Allaahu Ta`ala schept niets omdat Hij behoefte eraan heeft. En Hij schept niets zonder een nut, omdat Hij Wijs is. Wij zijn niet altijd in staat deze nut te beredeneren. Het is geen verplichting voor Allaahu Ta`ala iets te scheppen. Hij is vrij te doen wat Hij wil.

 

ad 4) Sifat-i djaizah of sifat-i fi`iliyyah: dingen die mogelijk zijn dat zij van Allaahu Ta`ala komen.

Allaahu Ta`ala kan de mogelijke dingen scheppen of nalaten. Deze eigenschappen kunnen we in vijf categorien onderverdelen:

-1) Tahliq (scheppen): Allaahu Ta`ala is de schepper van alles. Allaahu Ta`ala kan alles scheppen die Hij wil en nalaten wat Hij wil. Niemand is in staat zich ermee te bemoeien. Hij is de schepper van het goede en het slechte. Maar Hij is tevreden als we het goede kiezen en Hij is niet tevreden als we het kwade kiezen.

 

-2) Hidayah (op het goede pad brengen) en dalalah (tot dwaling brengen): het is mogelijk dat Allaahu Ta`ala degene tot de dwaling brengt wie Hij wil en Hij kan degene op het rechte pad brengen wie Hij wil, m.a.w. Hij schept zowel de weg naar de dwaling als de weg naar het rechte pad en niemand is in staat dit te weerhouden. Niemand kan Allaahu Ta`ala iets verplichten. Alles wat Allaahu Ta`ala doet, doet Hij vanwege Zijn Eigen Wil.

 

-3) (In het verleden) profeten sturen en Heilige Boeken openbaren. Als Allaahu Ta`ala wilde kon Hij de mensen ook zonder profeten of boeken Zijn godsdienst bekend maken. Het was dus voor Allaahu Ta`ala geen verplichting profeten of boeken te sturen. Omdat Allaahu Ta`ala erbarmen heeft met Zijn dienaren heeft Hij profeten en boeken gestuurd.

 

-4) Op de Dag des Oordeels zal Allaahu Ta`ala Zijn dienaren uit de dood doen opstaan (ba`th) en hen op een bepaalde plaats samendrijven (hashr). Dit is wederom geen verplichting voor Allaahu Ta`ala .

 

-5) Tan`im (gunsten verlenen) en ta'thib (straffen): Allaahu Ta`ala kan een ieder wie Hij wil belonen en een ieder wie Hij wil straffen. Hij kan grote zondes (buiten deelgenoot toekennen en ongeloof) vergeven terwijl Hij de kleine niet kan vergeven. Zowel gunsten verlenen, als straffen is geen verplichting voor Allaahu Ta`ala .

 

ad 5) Sifat-i habariyyah: eigenschappen van Allaahu Ta`ala die we alleen via berichtgeving (Qur'aan en ahadith) kennen. Als we de letterlijke betekenis van deze eigenschappen nemen dan is dat antropomorfisme. Dit wordt niet door de Ahl-i Sunnah geaccepteerd. (zie "De grenzen tussen iemaan en kufr"). De volgende eigenschappen zijn habariyyah:

-1) Yad ("hand")

-2) Wadjh ("gelaat"):

-3) `Ayn ("ogen"): 20/39

-4) Istiwa ("gezeten" ): 20/5

-5) Mardji ( "Allaahu Ta`ala's komen"): 89/22

-6) Ityan ("Allaahu Ta`ala's komen"): 2/210

-7) Nuzul ("nederdalen")

 

In de Qur'aan en ahadith wordt vermeld over de volgende eigenschappen van Allaahu Ta`ala :

-een "hand" (yad) aan Allaahu Ta`ala toegekend: (Nederlandse uitleg): "De "hand" van Allaahu Ta`ala's boven hun hand" (48/10),

-twee "handen" (yadday): (Nederlandse uitleg): "O,Iblis, wat heeft jou weerhouden dat je je nederwerpt voor hetgene (Adam (as) Ik geschapen heb met mijn twee "handen" (38/75),

-"ogen" (`ayn): (Nederlandse uitleg): "En wacht op het oordeel van uw Heer, want je bent in Onze "ogen" (52/48),

-"gelaat" (wadjh): (Nederlandse uitleg): "Een ieder die er op de aarde is zal vergaan, maar jouw Heers "gelaat" van majesteit en eer blijft bestaan" (55/27),

-istiwa ("gezeten"): (Nederlandse uitleg): "De Erbarmer is op de troon (`arsh) "gezeten" (20/5),

-mardji ("Allaahu Ta`ala's komen"): (Nederlandse uitleg): "...en jouw Heer komt en de engelen in rij na rij opgesteld zijn" (89/22),

-ityan ("Allaahu Ta`ala's komen"): (Nederlandse uitleg): "Kunnen zij dan iets anders verwachten dan dat Allaahu Ta`ala in de schaduwen van de wolken tot hen komt en ook de engelen?' (2/210)

-en nuzul ("nederdalen"): (Nederlandse uitleg): "Na het einde van de nacht ( letterlijk: laatste derde deel van de nacht) daalt jullie Heer neder op aarde" (Bukhari en Muslim).

Maar het is niet geoorloofd dat aan Allaahu Ta`ala iets anders wordt toegekend dat wat Hij aan Zichzelf heeft toegekend in de Qur'aan of Zijn Profeet Hem heeft toegekend in zijn ahadieth.

 

Hoewel de eigenschappen van Allaahu Ta`ala zoals "hand" (yad), twee "handen" (yadday), "ogen" (`ayn), "gelaat" (wadjh), "gezeten" (istiwa) etc. bekend zijn, is het hoe ervan onbekend. De bedoeling met deze eigenschapppen is een begrip dat past bij Allaahu Ta`ala's grootheid, want al wat toegekend wordt aan Hem is niet gelijk op iets van de geschapen dingen. En wie gelooft dat Hij een hand etc. heeft zoals onze ledematen en onze handelingen, dan behoort hij tot degenen over wie de verbeelding heeft gezegevierd, omdat hij Allaahu Ta`ala gelijk gemaakt heeft aan Zijn schepselen, terwijl het vast staat in de rede en in de Qur'aan dat niets aan Allaahu Ta`ala gelijk is. Zoals Zijn wezen niet lijkt op het wezen van iets van de geschapen dingen, zo lijkt hetgeen tot Hem wordt herleid, niet op iets hetgeen tot die geschapen dingen wordt herleid: "... niets is Zijn gelijke..." (42/11)

 

De geleerden van het voorgeslacht (Salaf) hebben deze eigenschappen nooit uitgelegd of geinterpreteerd. Ze geloofden in deze eigenschappen zonder naar hoe te vragen of vergelijking te maken met iets anders. En de meeste geleerden van het nageslacht ( Khalaf) leggen "gezeten" (istiwa) uit met: "macht", en "hand" (yad) met: "gunstbewijs" of "macht", en "ogen" (`ayn) met: "bewaken" en "hoeden". Hoewel de Khalaf op dezelfde manier in deze eigenschappen geloven als de Salaf vinden ze het noodzakelijk deze eigenschappen te interpreteren. Als die eigenschappen niet overdrachtelijk uitgelegd worden aan het gewone volk, en vervreemd van hun uitwendige betekenis, dan weten ze dat bij het gewone volk de gedachten opkomt Allaahu Ta`ala gelijkenis toe te kennen met de geschapen dingen. Beide groepen zijn het eens dat degene die Allaahu Ta`ala met de geschapen dingen gelijkmaakt dwalende is. Daarom hebben de Khalaf geleerden de rede en de overlevering gebruikt bij het vrijhouden van Allaahu Ta`ala van gelijkmaking.

 

In het algemeen is het zo dat de richting van de Salaf door de muslims aangehangen wordt, omdat het gezonder en beter gefundeerd is. Wat betreft de richting van de Khalaf, het is geoorloofd zich daaraan te houden ingeval van nooddwang. Dat doet zich voor wanneer er sprake is van sommige mensen dat zij, indien voor hen deze eigenschappen niet overdrachtelijk worden uitgelegd, vallen in de afgrond van de gelijkmaking van Allaahu Ta`ala aan geschapen dingen, daarom is het overdrachtelijk uitgelegd, met een passende uitleg, in bekende taal.

 

 

Home Page

Hoofdstuk 1.1

Hoofdstuk 1.2

Hoofdstuk 2.1

Hoofdstuk 3.1

Bewerkt door Drs.I. Bayrak

 

1