In het begin van 1930 was autorijden erg duur en oncomfortabel. Bijna niemand kon zich een auto, zoals ze in die tijd al gemaakt werden in Amerika en Frankrijk, veroorloven. Ferdinand Porsche was een Oostenrijkse ingenieur die al op 21-jarige leeftijd zijn eerste auto ontwierp. Porsche had in ongeveer 1925 al een bespreking met Hitler en zijn adviseur Jakob Werlin. Dit
ging over de constructie van een goedkope auto, die voor iedereen te betalen was. Zo'n auto kwam namelijk helemaal overeen met het ideaalbeeld van Hitler. Hij was echter al enige tijd bezig met een ontwerp voor een
zuinige, comfortabele en toch een betaalbare auto.
Porsche kwam in 1930 met een nieuw ontwerp auto. Een auto met een driecilinder motor, met een geďntegreerde vierversnellingsbak en het differentieel
voor de as. De motor zou achterin komen, omdat dan de cardanas en de torsie vermeden zouden worden. Ook zou het gewicht zo laag mogelijk zijn. Het belangrijkste was, dat de aanschafkosten zeer laag waren. De Duitse
motorfietsfabriek Zündapp, die zijn programma wilde uitbreiden, leverde het noodzakelijke geld om in 1932 de eerste drie prototypen te ontwikkelen. De geldschieter wilde wel dat er een watergekoelde vijfcilinder
stermotor in kwam. Na de eerste proeven, staakte Zündapp het project.
NSU had al voordat Zündapp begon met het project, interesse getoond, dus toen Zündapp niet doorging, ging het project naar de NSU.
De prototypen die volgden, waren de echte voorlopers van de Kever. Ze hadden nu wel een viercilinder 20 pk luchtgekoelde kopklepboxermotor. Dit kwam bijna overeen met het oorspronkelijke ontwerp van Porsche.
In maart 1933 ontmoette Porsche Hitler. Hij vroeg hem in dit gesprek om financiële steun voor een auto Union racewagen. Deze steun kreeg hij.
In mei 1944 had Porsche weer een gesprek over
een kleine, zuinige auto. Hij wilde een auto voor twee volwassenen en drie kinderen, die een snelheid zou halen van 100 km/u, met een maximaal verbruik van 1:11,5. De auto moest ook goedkoop zijn in het onderhoud. Tot
zover was Porsche het eens, maar toen zij Hitler dat de auto zeker niet duurder mocht zijn dan 1000 Rijksmarken. Dit was volgens Porsche bijna onmogelijk.
Na een nieuw project te hebben opgestart, kwam
Porsche met een idee. Het project zou overgedragen worden aan de RDA (de club van de Duitse autofabrikanten). De leden hiervan moesten onderdelen voor Porsche's ontwerp maken.
Omdat er nu flink wat
haast achter het Volkswagenproject werd gezet, kreeg Porsche maar 10 maanden om drie prototypen te bouwen. Er was dus geen tijd meer om met een heel nieuw ontwerp te komen, dus maakte Porsche gebruik van het
NSU-ontwerp. Men experimenteerde met verschillende soorten motoren, waaronder een 850 cc tweetak met twee staande cilinders en een tweecilinder boxer met een zelfde inhoud. Uiteindelijk koos hij toch
voor de viercilinder boxer. Deze bleek namelijk goedkoper dan de tweecilinder.
Eind 1935 reden
de eerste complete Volkswagen prototypen over de
nieuwe autobaan. In oktober 1936 werden de auto's afgeleverd voor het testwerk. Dit testwerk bestond uit een testrit van 50.000 km. Een groot probleem was dat de krukas brak. Ook waren de uitlaatkleppen kappot wegens
oververhitting. Het probleem met de krukas werd verholpen door een gesmede krukas te monteren in plaats van de gegoten krukas. Het probleem met de oververhitting werd verholpen door een verticale oliekoeler.
Begin 1937 maakte Hitler het nieuwe bedrijf bekend dat de Volkswagen zou gaan bouwen. Dit was de GmbH. (Gesellschaft zur Vorbereitung des Deutschen Volkswagens). Porsche kreeg de leiding over het bedrijf.
Ook de beweging KdF (Kraft durch Freude) kreek zeggenschap.
De prijs van de door de staat gesubsidieerde auto werd vastgesteld op 990 RM (plus 60 mark voor een schuifdak). Op 1 januari 1939 ging er ook
een nieuw spaarplan in. Je kon elke week 5 Reichsmark spaarzegels kopen. Die zegels moest je in een spaarboekje plakken, en als het boekje vol was kreeg je een nieuw boekje. Als je genoeg volle boekjes had, kon je deze
inruilen tegen een VW Kever. De hoeveelheid spaarboekjes die je moest inleveren, hing af van je inkomen en van je leeftijd. Ongeveer 337.000 mensen deden mee aan deze spaaractie, maar ze kregen nooit hun Kever, omdat de
oorlog uitbrak en de bank in handen viel van de Russen. Deze spaaractie leverde ruim 280 miljoen op.
In de oorlog werd de bouw van de Kever stilgelegd, omdat toen de bouw van de militaire toepassing van
de KdF-Wagen voorrang kreeg.