|
De dierentuin van HollywoodWat een goed idee: bij gebrek aan degelijke acteurs, dieren de hoofdrol laten spelen in een film. Het varken Babe in ruil voor de dialogen van Arnold Schwarzenegger; de papegaai Paulie voor de hersens van Steven Seagal; de hond Lassie voor de snoet van Brad Pitt. Moet kunnen. Naar aanleiding van de nieuwe Dr. Dolittle: alle macht aan het dier. Ten huize Hollywood heeft men altijd al een grote tuin vol dieren gehad. Al ten tijde van de stomme film smokkelde men allerhande dieren en beesten in het concept. Vreemdgenoeg waren in het begin vooral krokodillen het populairst. Er werden bijvoorbeeld veel filmpjes gemaakt waarin op het einde een krokodil te zien was met de broek van een van de jagers aan. Het publiek raakte door de jaren heen minstens even gefascineerd door dieren op het witte doek als door de acteurs. Dieren werden dan ook voor verschillende doeleinden gebruikt. Het meest populaire thema was (en is) de jacht van de mens op het dreigende dier. Dat thema werd natuurlijk definitief uitgewerkt in de klassieker King Kong uit 1933. De confrontatie mens versus dier werd misschien nooit zo mooi gesymboliseerd als in de grote finale van de film. Kong kruipt, de mooie Fay West in zijn macht, op de top van de Empire State Building en moet de confrontatie met de Navy-vliegtuigen aangaan. Kong verliest natuurlijk de strijd tegen de vliegtuigen, maar de woorden van de politieofficier leggen de overwinning volledig in de handen van de mens: 'It wasn't the airplanes. It was Beauty killed the Beast.' King Kong kreeg onmiddellijk een vervolg, The Son of Kong, en kreeg in 1976 ook een remake. Hoewel King Kong geen honderd procent kwaadaardig beest was (voor hij sterft, vereert hij Fay West nog met een liefdevolle streling), kregen de dieren uit de jaren veertig en vijftig wel die proporties toegemeten, bijvoorbeeld in Cat People (1942) of Moby Dick (1956), waarin de witte potvis zelfs voor de Duivel staat. Die veeleer symbolische voorstelling van het kwade dier, kreeg in de jaren zeventig, toen de spektakelfilm losbarste in Hollywood, meer realistische proporties. Tripple oscarwinnaar Jaws uit 1975 van Steven Spielberg werd het grote voorbeeld van de moderne nietigheid van de mens ten opzichte van het dier. Het was niets voor niets dat de release van de film (en zijn sequels in '78, '82 en '87) een ware haaienpsychose deed ontstaan). De film hield evenveel mensen uit het water, als Psycho mensen uit de douche. Jaws werd zo populair dat rip offs zoals Orka, Piranha en Alligator niet konden uitblijven. Tegenwoordig draait het publiek zijn hand niet meer om voor een walvis of een haai. Vandaar dat men ons nu angst probeert aan te jagen met afgrijselijke mutaties zoals in The Fly, Sleepwalkers, Cujo, Arachnophobia, The Swarm, Mimic of The Relic. Het dier in strijd met de mens mocht dan een populair gegeven zijn; het dier als vriend van de mens was dat ook. Lang voor honden als Beethoven (1992) onze schermen (on)veilig maakten, hadden we in de jaren veertig bijvoorbeeld al Lassie. Deze hond stond symbool voor de grote mensenvriend en redder. Lassie dook voor het eerst op in 1938 in een kort verhaal van Eric Knight in de Saturday Evening Post en kreeg later een plaats in een eigen roman: Lassie Come Home. De eerste Lassie op het witte scherm was een collie met de naam Pal, die getraind werd door Rudd Weatherwax. Hij maakte in 1943 zijn opwachting in MGM's verfilming van Knights roman. De film, een klassieke tearjerker, was zo populair dat er tot 1951 zes sequels volgden. Daarna verhuisde Lassie naar het kleine scherm, waar hij maarliefst gedurende zeventien jaar te zien was op CBS (van 1954 tot 1971). Van 1989 tot 1991 maakte de hond zijn comeback in The New Lassie. Lassie kreeg opvolging door honden als Benji (films in '74, '77, '80 en '87), White Fang ('92) en Beethoven ('92). Een tweede groot icoon van de dierenvriend was te vinden in het water. De populaire dolfijn Flipper maakte voor het eerst zijn opwachting op het grote scherm in 1963 en kreeg het jaar daarop al een sequel. Daarna zette de oneindige serie zich verder op televisie, van 1964 tot 1968. In 1995 kreeg de serie nieuw leven ingeblazen en kwam er ook weer een film, met Elijah Wood en Paul Hogan. De film probeerde te profiteren van het recente succes van het waterdier met de drie Free Willy-films (die een ware hype veroorzaakten) en Andre The Seal. Hoewel dieren ongemeen populair waren, zijn er niet zoveel pratende dieren te ontdekken in de dierengeschiedenis. De bekendste was Francis The Talking Mule. Over de sprekende ezel verschenen zeven films, die allen box-office successen waren van 1950 tot 1956. De films waren gebaseerd op een boek van David Stern en handelde over een oerdomme man en zijn belevenissen met zijn ezel Francis. De zes films werden allemaal geregisseerd door Arthur Lubin, die later een gelijkaardige reeks zou maken over een sprekend paard: Mr. Ed. Andere beroemde pratende dieren kwamen natuurlijk uit de Disney-tekenfilmfabriek met onder meer de Homeward Bound-films (1993 en 1996) en natuurlijke Jungle Book (1996). In de jaren negentig zijn dieren nog steeds zo populair als voorheen. Als vijand, maar ook als vriend. We hebben Beethoven en we hebben Air Bud; we hebben Babe en Paulie, de sprekende papegaai. Vanaf deze week kunt u naar Dr. Dolittle gaan kijken. Een goed voorbeeld van de toekomst die het dier op het witte doek te wachten staat. Met de doorbraak van de computereffecten, worden ook zij steeds meer van het doek geveegd. Wegens te onvoorspelbaar, te lastig. Zoals de mens. |
|