|
Prins Der Duisternis wordt honderdDit jaar viert Dracula zijn eeuwfeest. Het is immers exact honderd jaar geleden dat Bram Stoker zijn legendarische Prins Der Duisternis neerpende. Om die gelegenheid niet zomaar voorbij te laten gaan, zetten we in deze bijdrage onze (scherpe) tanden in de geschiedenis van de vampier. Eerst overlopen we de literaire oorsprong, daarna komen de verfilmingen aan bod. Bram Stoker was alleszins niet de eerste die over vampiers schreef. Het eerste moderne vampiergedicht was Der Vampir van Heinrich August Ossenfelder en dateert al uit 1748. In 1797 publiceerde Johann Wolfgang von Goethe Die Braut von Korinth, een ballade in 28 strofen, die over een vampier handelt. Zo noemde Goethe het ook zelf. In een dagboekfragment heeft hij het over 'des vampyrischen Gedichtes'. Het gedicht, dat in feite teruggaat op een oud Grieks verhaal, gaat over de jongeling Machates, die in de Sirische stad Tralles bij vrienden van zijn ouders komt logeren. Zes maanden voor zijn aankomst stierf Philinnon, de dochter des huizes, maar dat weet Machates niet. Op een nacht verschijnt zij voor de jongeling, ze verleidt hem en ze bedrijven samen de liefde. Als de dageraad aanbreekt, verdwijnt ze. Als de dienstbodes haar verschijning opgemerkt hebben, melden deze dat aan de ouders. De volgende nacht trekken de ouders de wacht op bij Machates en als de dochter opnieuw verschijnt, is hun verbazing groot. De dochter valt neer op de grond en de ouders brengen het lijk de stad uit, waar ze het aan wilde beesten voederen. Machatas sterft enige tijd later. Het eerste vampiergedicht in het Engels was Christabel van Samuel Taylor Coleridge, dat in twee delen (1798 en 1800) verscheen. Hoewel in het gedicht niet direct vampiers voorkomen, heeft Arthur H. Nethercot in 1930 aangetoond dat het hoofdpersonage, Lady Geraldine, wel degelijk vampirische trekken vertoont. Geraldine is een rijke vrouw en verschijnt voor het eerst in het verhaal terwijl ze aan het baden is in het maanlicht (in die tijd een kenmerk voor vampiers). Als ze het kasteel van Christabels vader betreedt, valt ze flauw. Pas als ze door Christabel geholpen wordt, kan ze het kasteel binnengaan (wat geïnterpreteerd werd als de 'uitnodiging'). Eens binnen, begint de hond des huizes op een vreemde manier te blaffen tegen Geraldine. Het was algemeen bekend dat dieren vampiers niet konden verdragen. 's Avonds wordt Christabel door Geraldine verleid en ze brengen samen de nacht door. 's Morgens voelt Geraldine zich jonger en sterker dan voorheen, terwijl Christabel schuldgevoelens krijgt en meteen naar een priester gaat. Op het einde van het gedicht wordt ook Lord Leoline, de heer van het kasteel, door Geraldine verleid. Een jaar later, in 1801, verscheen het eerste gedicht waarin expliciet melding werd gemaakt van een vampier. Thalaba the Destroyer werd geschreven door een goede vriend van Coleridge, Robert Southey en was het eerste deel in een reeks epische gedichten over de eeuwige strijd tussen goed en kwaad. Het verhaal, dat zich afspeelt in Arabië en geïnspireerd werd door oude Arabische vertelsels, gaat over Thalaba, een jongen die samen met zijn moeder in ballingschap leeft. Zijn vader en familie zijn vermoord door een groep boosaardige magiërs, die ook het zwaard van de vader gestolen hebben. Dat zwaard is het enige wapen waarmee de magiërs gedood kunnen worden. Thalaba begint zo aan zijn avontuur om het zwaard te vinden, de magiërs te overwinnen en zijn vader te wreken. In het midden van zijn avontuur (in boek zes van het gedicht) zoekt Thalaba een schuilplaats voor de regen. In een grot ontmoet hij een vampier, die niemand minder is dan zijn vroegere vrouw Oneiza, die op hun trouwdag overleden was. Oneiza wordt omschreven als iemand met doodsbleke wangen, blauwe lippen, en afschuwelijke, klare, ogen. Om zich tegen de vampier te beschermen trekt Thalaba zijn speer en: '... trough the vampire corpse He thrust his lance; it fell, And howling with the wound, Its fiendish tenant fled.' Daarop verdwijnt Oneiza en Thalaba kan zijn queeste naar het zwaard verderzetten. Het is duidelijk hoe Southey met Oneiza de Griekse notie van de vampier ten tonele voert: een lichaam bewoond door een kwade geest. In 1810 verscheen nog een vroeg vampiergedicht, dat echter grotendeels onbekend bleef: The Vampyre van John Stagg. Het volgende gedicht, The Giaour, dateerde uit 1813 en werd geschreven door Lord Byron. De 'giaour' uit de titel verwijst naar een ongelovige, die door een Moslim vervloekt wordt. De Moslim zegt dat de geest van de afvallige na zijn dood gestraft zal worden en dat zijn lichaam zal terugkeren in de gedaante van een vampier. Met The Giaour bewees Lord Byron zijn kennis van de Griekse 'vrykolakas', een lichaam dat uit de dood kon terugkeren door toedoen van een kwade geest om vervolgens als eerste zijn familie uit te moorden. Lord Byron zou later geen vampiergedichten meer schrijven, maar hij had wel een belangrijke hand in het allereerste moderne vampierverhaal, dat geschreven werd door John Polidori. In de lente van 1918 was Byron vertrokken voor een reis door Europa en zijn vriend John Polidori, een jonge schrijver/dokter, reisde met hem mee. Eind mei kwamen ze aan te Genève, waar ze enige tijd verbleven in de gehuurde Villa Diodati, die ze deelden met Percy Shelley, Mary Godwin en diens stiefzus Claire Clairmont, overigens één van de vele maîtresses van Byron. Door het slechte weer was het gezelschap gedwongen dagen na elkaar binnen te blijven en op 15 juli stelde Byron voor dat iedereen, om de tijd te doden, een spookverhaal zou schrijven. Alleen Mary Godwin nam de uitdaging ernstig en schreef, geïnspireerd door een droom, een verhaal dat later zou uitgroeien tot Frankenstein. De andere bijdragen wilden niet vlotten. Shelley begon tevergeefs aan een geschiedenis die gebaseerd was op ervaringen uit zijn vroegere jeugd. Polidori schreef over een vrouw met een doodshoofd, die gestraft werd omdat ze door een sleutelgat had gekeken, maar kon geen bevredigend einde verzinnen. Byron ten slotte verzon een verhaal over twee mannen die een reis ondernamen naar Griekenland. Eén van de vrienden stierf, maar toen de andere terug naar huis ging, ontdekte hij dat zijn dode vriend een verhouding had met zijn zus. Ook hij gaf het schrijven van zijn verhaal al snel op. John Polidori hield echter de notities van Byron bij en voltooide zelf het verhaal. De verbazing van Byron was dan ook groot toen hij in mei 1819 in de New Monthly Magazine het verhaal The Vampyre las, geschreven, zo stond er, door Lord Byron. Byron distancieerde zich onmiddellijk van het verhaal en zo komt het dat John Polidori bekend is geworden als de man die het eerste moderne prozaverhaal over een vampier schreef. The Vampyre werd, op Dracula na, het meest invloedrijke vampierverhaal uit de geschiedenis. Kort na zijn publicatie werd het in het Duits en Frans vertaald. Bérard schreef een vervolg in Lord Ruthwen ou Les Vampires (1820). Charles Nodier maakte van het verhaal hetzelfde jaar nog een toneelstuk. Polidori zelf zou het succes van zijn, bij toeval ontstane, verhaal niet meer meemaken. Hij pleegde op 26-jarige leeftijd zelfmoord. In 1841 verscheen het eerste korte vampierverhaal, Upyr, in het Russisch. Het werd geschreven door Alexey Tolstoy, die vooral in het begin van zijn schrijverscarrière, geïnspireerd door onder meer E.T.A Hoffmann, horrorverhalen schreef. Het eerste was Upyr (wat 'vampier' betekent) en voert een jong koppel, Runevsky en Dasha, ten tonele in het negentiende-eeuwse Moskou. Runevsky geraakt op een bal aan de praat met een jonge man, die de dood van Dasha voorspelt, als die bij haar grootmoeder op bezoek gaat. De grootmoeder is een vampier, net als haar voorgangers. Naarmate het verhaal vordert, komt Runevsky de oorsprong van de vampierfamilie te weten: een ontrouwe vrouw had haar echtgenoot vermoord. Vlak voor de man stierf had hij een vloek over haar, en al haar nakomelingen, uitgesproken. Ze werd gek, pleegde zelfmoord en werd een vampier. Tolstoy publiceerde het verhaal onder het pseudoniem Krasnorogsky. Hij schreef later nog een vampierverhaal: The Family of the Vurkodlak, dat slechts postuum gepubliceerd werd. Daarna zou Tolstoy zich toeleggen op het meer serieuzere werk. Toch waren het zijn vroege horrorverhalen die het thema van de vampier in de Russische literatuur introduceerden en schrijvers als Nicol Gogol en Ivan Turgenev zouden inspireren. In het jaar 1847 maakte één van de beroemdste vampiers aller tijden, Sir Francis Varney, voor het eerst zijn opwachting in James Malcolm Rymers Varney the Vampyre. Het verhaal verscheen (anoniem) in 109 wekelijkse afleveringen en werd dan verzameld in één roman van 800 bladzijden. Het was de eerste lange vampierroman in het Engels. Hoewel populair in de negentiende eeuw, werden er heel weinig exemplaren van de roman bewaard. Vele auteurs verwezen in hun werk naar Varney, maar slechts weinigen hadden het ook echt gelezen. Het was trouwens pas in 1970 dat men ontdekte dat Varney the Vampire geschreven was door Rymers. Het verhaal begint als het titelpersonage de jonge Flora Bannerworth aanvalt, bijt en leegzuigt. Op dat moment komt Henry Bannerworth, haar vader, de kamer binnen. Hij schiet op Varney, maar deze kan toch ontsnappen. Het hele boek handelt over de verdere avonturen van de vampier en de lezer komt ook zijn origine te weten. Oorspronkelijk werd Varney voorgesteld als slecht, maar later kreeg hij een meer uitgewerkt karakter. De familie Bannerworth neemt hem uiteindelijk in bescherming tegen de menigte die hem wil vernietigen. Critici wijzen erop dat Varney the Vampire slecht geschreven is en dat de verhaallijnen repetitief zijn. Het volgende beroemd geworden vampierverhaal was Carmilla van de Ierse horrorschrijver Sheridan Le Fanu (1814-1873). Carmilla verscheen oorspronkelijk als een kort verhaal in de collectie In a Glass Darkley in 1872. Het wordt verteld door een zekere Laura, die samen met haar vader in een afgelegen kasteel woont. In het begin van het verhaal krijgen we te lezen hoe Carmilla de kamer van de 6-jarige Laura binnendringt en haar probeert te bijten. Laura begint te schreeuwen en de huishoudster komt de kamer binnen, terwijl Carmilla verdwijnt. Twaalf jaar later verschijnt Carmilla weer ten tonele. Samen met haar moeder krijgt ze een ongeluk vlak voor het kasteel. De moeder, die gehaast is om verder te reizen, laat haar dochter, die van het ongeval moet herstellen, achter in het kasteel. Als Laura haar nieuwe gast ontmoet, herkent ze meteen de figuur die haar twaalf jaar geleden bijna had gebeten. Carmilla wil Laura weer als slachtoffer en verschijnt voor haar in de vorm van een kat en een geest. Laura ontdekt dat Carmilla als twee druppels water lijkt op een portret van gravin Mircalla Karnstein uit 1698. Wat later komt een oude vriend van de familie, generaal Spielsdorf, in het kasteel met de mededeling dat zijn dochter gedood is door een vampier, een jonge vrouw die Millarca heet. Hij herkent haar in Carmilla, maar zij kan ontsnappen. De hele familie gaat in de achtervolging en komt aan in Kasteel Karnstein. Daar vinden ze Carmilla in haar doodskist. Ze drijven een staak door haar borst, onthoofden haar en verbranden het lichaam. Le Fanu's verhaal bepaalde in grote mate alle vampierverhalen die later geschreven zouden worden, Bram Stokers Dracula incluis. Hij gaf zijn vampier immers de kenmerken die later steeds herhaald zouden worden: het vampier worden na zelfmoord, de opvatting dat de vampier een ondode is en geen geest, de twee tanden die alleen maar zichtbaar zijn als de vampier zich voedt, nachtelijke gewoontes van de vampier, onmenselijke kracht, transformatie in dieren, het slapen in doodskisten. Le Fanu's verhaal was ook bijzonder seksueel geladen. Voordat Carmilla Laura bijt, slaat ze haar armen liefdevol rond Laura's nek, kust haar en fluistert ze liefdevolle woorden toe. Slechts één element werd door latere schrijvers van vampierverhalen genegeerd: het principe van het anagram. Volgens Le Fanu's verhaal is het immers zo dat de vampier kon opereren onder andere, door hem gekozen, namen, zolang die maar een anagram waren van zijn echte naam. Zo zijn zowel Carmilla als Millarca afgeleid van Mircalla. De invloed van Carmilla op Bram Stokers Dracula is het duidelijkst in de scène waarin Jonathan Harker verleid wordt door de drie vrouwelijke vampiers. De invloed is zomogelijk nog duidelijker in Dracula's Guest, het hoofdstuk dat uit de roman werd weggelaten maar later als een apart kort verhaal verscheen. Dracula van Bram Stoker, zonder enige twijfel het beroemdste, meest gelezen en bekommentarieerde vampierverhaal aller tijden, rolde in 1897 van de pers. Dracula was zeker en vast niet Stokers eerste horrorverhaal. Dat dateert al van 1875, toen Stoker The Chain of Destiny schreef. In de jaren tachtig schreef hij een collectie kinderverhalen (Under the Sunset). Daarna zette hij zich aan twee, vandaag de dag totaal vergeten, korte romans: The Watter's Mou en The Shoulder of Shasta. In 1890 begon hij te schrijven aan Dracula. Stoker had enkele jaren daarvoor Sheridan Le Fanu's Carmilla (1872) gelezen en werd tot het schrijven gezet door een droom, waarin hij een vampier zag, die opstond uit zijn graf. Ook maakte hij voor zichzelf uit dat het verhaal vanuit verschillende vertelstandpunten gepresenteerd zou worden. Wellicht werd hij hierin beïnvloed door Wilkie Collins' The Moonstone. Stoker deed voor zijn Dracula grondige research en baseerde zijn vampier op het leven van een vijftiende-eeuwse nobelman uit Wallachije, Vlad the Impaler (1431-1476). Stoker etaleerde zijn kennis over deze historische figuur door de woorden van Dr. Abraham Van Helsing in hoofdstuk 18 van het boek. Wetenschappers hebben de laatste decennia onderzoek gedaan naar de echte Dracula, de historische figuur waarop Stoker zijn literaire vampier baseerde. Twee mensen waren hier van cruciaal belang: Raymond T. McNally en Radu Florescu. Zij publiceerden in 1972 In Search of Dracula en in 1973 Dracula: A Biografy of Vlad the Impaler, 1431-1476. McNally en Florescu vertellen in hun werken dat Vlad de naam 'Dracula' nog tijdens zijn leven kreeg. Het was afgeleid van het Roemeense 'drac', wat zoveel betekent als 'duivel' of 'draak'. 'Dracula' betekent 'zoon van Dracul', zoon van de duivel of de draak dus. Het was A.E. Van Vogt die in 1942 het eerste verhaal schreef over een buitenaardse vampier: Asylum. Elf jaar later verscheen in het achtste nummer van het tijdschrift Eerie de eerste comic book adaptatie van Dracula. Het thema van de vampier was daarvoor al populair geweest in comics. De eerste vampier dook op in de comic More Fun, met een zekere Dr. Occult in de hoofdrol. In nummer zes van de serie maakt die, door een mes in zijn hart te steken, een einde aan het bestaan van de 'Vampire Master'. In de herfst van 1939 had Batman een ontmoeting met een vampier in de nummers 31 en 32 van Detective Comics. In de jaren vijftig doken vampiers geregeld op in de EC Comics als Crypt of Terror, Tales from the Crypt, Vault of Horror en Haunt of Fear. In 1954 verscheen I Am Legend van Richard Matheson. Matheson, geboren in New Jersey, begon eigenlijk als schrijver van sciencefiction-verhalen, maar legde zich later meer toe op het horrorgenre. In 1951 had hij zijn eerste vampierverhaal geschreven. (Drink My Red Blood). Drie jaar later voltooide hij de klassieker I Am Legend, waarin een geheimzinnige bacterie er de oorzaak van is, dat mensen in vampiers veranderen. Slechts één man, Robert Neville, blijkt immuun. Omdat de vampiers bestand blijken tegen de 'traditionele' verdedigingstechnieken, moet Neville een vaccinatie ontwikkelen die de bacterie kan doden. Matheson, die zich daarna vooral toelegde op het schrijven van scenario's (hij adapteerde onder meer enkele Poe-verhalen voor Roger Corman), keerde nog enkele keren terug naar het thema van de vampier, zoals in de korte verhalen The Funeral (1955) en No Such Thing as a Vampire (1959). Midden jaren zeventig maakte een nieuwe vampier zijn opwachting: Lestat de Lioncourt. Hij werd door Anne Rice geïntroduceerd in het boek Interview with the Vampire uit 1976. Lestat werd verder uitgewerkt in het tweede deel van wat de Vampire Chronicles zou worden, The Vampire Lestat (1985). Daarna volgden: The Queen of the Damned (1988) en The Tale of the Body Chief (1992). Het vijfde en voorlopig laatste deel verscheen in 1995: Memnoch The Devil. De introductie van de vampier Lestat zorgde in Amerika voor een revival van de vampier-cultuur. Een gotische rock-band nam de naam van de vampier over, er is een Anne Rice Vampire Lestat Fan Club, een comic book reeks rondom de figuur van Lestat, de uitgave van The Vampire Companion (met tekeningen, recensies, artikels, edg.). De figuur van Lestat wijkt in verschillende opzichten af van het traditionele beeld dat men over vampiers heeft: hij is bestand tegen hosties, crucifixen, zonlicht en knoflook en heeft grijze ogen. Rice wijkt in haar voorstelling van de vampier duidelijk af van de traditionele Dracula-figuur en bouwt haar eigen vampieruniversum uit. Dat werd ook gedaan door onder meer Fred Saberhagen in zijn The Dracula Tape (1975), waar hij de vampier veeleer als een held dan als een villain voorstelt, en Chelsea Quinn Yarbro's Hotel Transylvania (1978). Hierin stelde Yarbro de figuur van St. Germain voor, een drieduizend jaar oude vampier die gedurende zijn leven op de één of andere manier telkens verbonden is met een belangrijke historische gebeurtenis. Opvallend is dat Yarbro St. Germain voorstelt als een romantische held, die steeds weer romances met vrouwen beleeft. De vampier maakte zijn opwachting in nog vijf andere romans: The Palace (1979), Blood Games (1980), Path of the Eclipse (1981), Tempting Fate (1982) en The Saint Germain Chronicles (1983). Hetzelfde jaar dat Interview with the Vampire van de persen rolde, werd Stephen King met 'Salem's Lot genomineerd voor de World Fantasy Award. King is een belangrijke vertegenwoordiger van het hedendaagse vampierthema. Hij deelt die positie met onder meer Nancy Collins, die in 1989 de Bram Stoker Award kreeg voor haar vampierroman Sunglasses After Dark, en met Elaine Bergstrom (Blood Rites, 1991) en P.N. Elrod (Red Death, 1993). De eerste vampierfilm die geschiedenis maakte, was ongetwijfeld Nosferatu uit 1922. Het was de derde poging om de roman van Bram Stoker op het witte doek te brengen. Om problemen omtrent de copyright te omzeilen, veranderde productiefirma Prana-Film de originele titel, de namen van de hoofdrolspelers, de setting (Bremen) en werd de verhaallijn aangepast. In Nosferatu (wat afgeleid is van het Oud-Slavische 'nosufuratu', een leenwoord dat in het Grieks 'grote plaag' betekent) werd de rol van Dracula ingenomen door Graf Orlock (gespeeld door Max Schreck). Door zijn uiterlijke verschijning had deze meer weg van de folkloristische vampier dan van de vampier die Bram Stoker op papier had gezet. Met wat goede wil kan men toch nog de basisgedachten uit Dracula ontdekken: een vampier die via een makelaar een huis in een stadje wil bemachtigen om zijn vampierterritorium uit te breiden. Nosferatu voerde ook de figuren van Jonathan Harker (hernoemd tot Waldemar Hutter), Mina Murry (Ellen Hutter), Renfield (Knock) en professor Abraham Van Helsing (Bulwar) ten tonele. Twee scènes schreven geschiedenis: het moment waarop de rattenplaag uitbreekt in Bremen en het moment waarop Ellen Hutter zichzelf opoffert en Graf Orlock door het zonlicht wordt verbrand. De film kreeg bij zijn release in 1922 goede kritieken, maar omdat Prana-films geen rechten op het boek had betaald, liet Florence Stoker, de weduwe van Bram, de film uit omloop halen. Dat gebeurde in 1925, toen alle Duitse kopies vernield werden. In 1928 dook de film echter opnieuw op bij Universal Pictures. Een jaar later werden ook zij verplicht de kopies te vernietigen, net als kopies die dat jaar in New York en Detroit onder de titel Nosferatu the Vampire opdoken. Vreemd genoeg waren er nog exemplaren in omloop. De film werd opnieuw uitgebracht in 1960, voor de televisiereeks Silent Please en werd later nog eens uitgebracht onder de titel Terror of Dracula. Een kopie van de originele Nosferatu overleefde alle gerechtelijke disputen en werd in 1984 voorgesteld op het filmfestival van Berlijn. In 1979 maakte Werner Herzog een remake onder de titel Nosferatu: The Vampyre, met Klaus Kinski (als Dracula) en Isabelle Adjani (als Lucy Harker) in de hoofdrol. Herzog baseerde zich op de versie van Murnau, maar gaf de karakters wel hun oorspronkelijke naam terug. De vierde verfilming van Stokers boek kwam er in 1931 en werd waarschijnlijk de beroemdste aller tijden. De filmversie kwam er na het succes van een toneeladaptatie in New York in 1927. Acteur Bela Lugosi had daarin de hoofdrol vertolkt en was persoonlijk betrokken in de onderhandeling met Florence Stoker voor de filmrechten, die Universal Pictures uiteindelijk voor 40.000 dollar binnenrijfde. Tod Browning, die in 1927 al de weinig bekende (en verloren gegane) vampierfilm London After Midnight met Lon Chaney had gedraaid, werd aangetrokken als regisseur en merkwaardig genoeg koos die voor acteur John Wray in de rol Dracula. Pas na lang aandringen kreeg Lugosi toch de rol, voor het schamele loon van 3.500 dollar voor zeven weken opname. Filmcritici beschouwen zijn openingslijn 'I am... Dracula' als de meest memorabele, krachtige en invloedrijkste in de geschiedenis van de horrorfilm. Het medium film creëerde vanzelfsprekend meer mogelijkheden dan het toneel. Toch werden ook hier de laatste hoofdstukken van het boek (waarin Dracula terugkeert naar Transsylvanië) weggelaten. Dracula werd voor Universal, dat in financiële problemen verkeerde, de meest succesvolle film van het jaar, en leidde tot de productie van een hele resem horrorfilms. De eerste daarvan was James Whales Frankenstein uit 1931, met die andere grote horrorlegende, Boris Karloff, in de rol van het monster. In de voetsporen van Dracula volgden in de jaren dertig nog The Mummy (1932), The Invisible Man (1933), The Black Cat (1934) en The Bride of Frankenstein (1935). Het was wel opmerkelijk dat men tot 1936 moest wachten op een tweede vampierfilm, het sombere en sfeervolle Dracula's Daughter (met Gloria Holden als vampier), en tot 1943 voor de vierde, Son of Dracula, waarin Lon Chaney Jr. (zoon van) Count Alucard speelde. In die jaren veertig kwam ook de beroemde Universal- pastiche Abbott and Costello Meet Frankenstein (1949) in roulatie. In deze film steelt Dracula de hersenen van Costello en plaatst ze in Frankensteins hoofd. De film werd vooral een succes omdat alle Universal-sterren er hun plaats in kregen: Bud Abbott, Lou Costello, Lon Chaney Jr., Bela Lugosi en Vincent Price. Tussen al het Universal-geweld door verscheen ook een verfilming van John Polidori's The Vampyre uit 1817, nl. The Vampire's Ghost. In de jaren vijftig distancieerde Universal zich van het horrorgenre en sloot het een deal met de Hammer-studio's, de meest succesvolle Britse filmmaatschappij na de tweede wereldoorlog. De studio's konden een beroep doen op een team van filmmakers dat het filmlandschap van de jaren vijftig zou uittekenen: regisseur Terence Fisher, scenarist Jimmy Sangster, en acteurs Christopher Lee en Peter Cushing. Hun eerste film was een techni-color-versie van Mary Shelley's Frankenstein. Het grootste succes werd in 1958 bereikt met The Horror of Dracula, een film die nochtans een loopje nam met Stokers origineel. Zo moet Abraham Van Helsing (Peter Cushing) in deze versie Jonathan Harker, die zelf een vampier is geworden, doden. De professor levert dan een lange en slopende strijd tegen Dracula en kan Mina Murray (die hier Mina Holmwood heet) van de ondergang redden. De filmversie werd vooral bekend omdat het de eerste in kleur was. Christopher Lee's acteerprestatie als Dracula werd alom geprezen. Hij was het die de lange hoektanden in de filmindustrie introduceerde. Omdat de film zo succesvol was, maakte Hammer maar liefst zes sequels. In The Brides of Dracula (1960) gebeurt het onmogelijke: Dracula-lookalike Baron Meinster (David Peel) slaagt erin Van Helsing (Cushing) te bijten. Omdat de professor de wonde echter onmiddellijk kan dichtbranden, weet hij verder onheil te voorkomen. Twee jaar later maakte Hammer zijn eerste film met een vrouwelijke vampier, Kiss of the Vampire (1961). Christopher Lee maakte zijn come-back in de derde sequel, Dracula Prince of Darkness uit 1965. Ook regisseur Terence Fisher was terug van de partij. Hij nam de draad weer op waar hij hem in 1958 had laten liggen. Na deze film wendde Fisher zich tot andere projecten en Dracula Has Risen from the Grave uit 1968 betekende het begin van de neerwaardse trend in de Hammer vampierfilms. Toch werd deze film om twee redenen belangrijk. Ten eerste was het de eerste film waarin een vampier zichzelf redt door de staak uit zijn eigen lichaam te trekken (iets wat Christopher Lee in de vorige film weigerde te doen) en ten tweede kwam het seksuele thema sterk op de voorgrond. Dat werd nog verder uitgewerkt in Taste the Blood of Dracula uit 1970. Een jaar later kwam Scars of Dracula uit, met opnieuw Christopher Lee in de hoofdrol. Van 1970 tot 1972 verlegde Hammer met zes nieuwe films zijn grenzen. De eerste was Vampire Lovers (1970), een getrouwe adaptatie van Sheridan Le Fanu's Carmilla. Dit verhaal was ook inspiratiebron voor Lust for a Vampire (1971). Er volgden dat jaar nog twee andere, minder bekende, vampierenfilms: Countess Dracula en Vampire Circus. In 1972 probeerde Hammer de figuur van Dracula naar het heden te brengen in Dracula A.D 1972. Peter Cushing kroop nog maar eens in de rol van Abraham Van Helsing. Nog in 1972 volgden Captain Kronos, Vampire Hunter en Twins of Evil, dat geïnspireerd was op het Carmilla-verhaal. Het laatste optreden van Christopher Lee in een Hammer-film kwam er in 1973 in The Satanic Rites of Dracula. Een jaar later speelde Peter Cushing voor het laatst Van Helsing in de prent The Legend of the Seven Golden Vampires. Tegen die tijd waren de Hammer-studio's verstrikt geraakt in financiële problemen. Het betekende meteen het einde van de golf aan vampierfilms die het filmlandschap van 1950 tot 1975 had gekenmerkt. Terwijl Hammer vooral furore maakte in Europa, waren de Amerikanen verslingerd aan hun eigen vampier, Barnabas Collins, die een hoofdrol kreeg in de t.v.-serie Dark Shadows. Dark Shadows startte in 1966 als een dagelijkse soap op ABC- Television, maar haalde teleurstellende kijkcijfers. Tot producer Dan Curtis op de proppen kwam met het idee om een personage aan de cast toe te voegen: een vampier. Deze maakte voor het eerst zijn opwachting in april 1967 en zou pas een duizendtal afleveringen later weer verdwijnen, samen met de soap. Barnabas, die gespeeld werd door acteur Jonathan Frid, werd in Amerika de meest beroemde vampier na Dracula. Om zijn populariteit zo goed mogelijk uit te buiten, besteedden de scenaristen opmerkelijke aandacht aan zijn karakter. Barnabas werd de eerste vampirische tragische held, een aristocratische man die zijn lot als ondode bekloeg. Eind jaren zeventig veranderde het uitzicht van de vampierfilms. Daar waar vroeger karakteracteurs als Bela Lugosi Dracula een weerzienwekkende gestalte had gegeven, ging de Dracula-rol nu naar knappe, rustige acteurs. Het duidelijkste voorbeeld van deze trend was de Universal-film Dracula uit 1979, met Frank Langella in de titelrol van een romantische, verleidende vampier. Deze film was nog om een andere reden belangrijk: het was de eerste film die de cruciale scène uit het boek liet zien: het moment waarop Dracula en Mina elkaars bloed drinken. Andere beroemde films waren de komedie Love at First Bite (1979), met George Hamilton, en Count Dracula (1978), met Louis Jordan. In de jaren tachtig liep de vampierfilmproductie verder door, met bijvoorbeeld de Tony Scott-prent The Hunger (1983), gebaseerd op de roman van Whitley Streiber met David Bowie en Susan Sarandon, Fright Night van Tom Holland (1985), The Lost Boys (1987) van Joel Schumacher en Near Dark (1987) van Kathryn Bigelow. De jaren negentig werden tot nu toe gekenmerkt door een absolute revival van vampierfilms. In 1992 verscheen Innocent Blood van John Landis, die de vampiermythe in het hedendaagse Amerika situeerde. Nog veel belangrijker was Bram Stoker's Dracula van topregisseur Francis Ford Coppola. De film ging op vrijdag 13 november in première en opende als de sterkste niet-zomerfilm aller tijden. Coppola bracht met zijn Dracula vooral een visueel sterke film en bleef opmerkelijk dicht bij het origineel van Bram Stoker. Twee thema's van de hele Dracula-geschiedenis werden op de voorgrond geplaatst: het bloed als teken van leven en de eeuwigheid van de liefde. Tegenwoordig is het vampierthema ook weer onderwerp van parodie, zoals in Mel Brooks' Dracula: Dead and Loving It (1995) en de Rodriguez/Tarantino-samenwerking From Dusk Till Dawn (1996). |
|