|
Weer een wolfAls er ooit een klassement opgemaakt zou worden met de populairste monsters in de horrorcinema, dan zou de weerwolf het wellicht moeten afleggen tegen companen zoals Dracula en het monster van Frankenstein. Toch spreekt de mythe al meer dan tweeduizend jaar tot de verbeelding. In folklore, literatuur, en natuurlijk in a theatre near you. De legende van de weerwolf is ouder dan onze tijdrekening, maar het is slechts in de duistere middeleeuwen dat Europa er in de ban van geraakte. Tussen 1520 en 1630 bijvoorbeeld werden in centraal Frankrijk meer dan 30.000 gevallen van weerwolven genoteerd, mensen waarvan men geloofde dat ze in een wolfachtig roofdier veranderd waren. De term weerwolf is meer dan waarschijnlijk een samentrekking van de Oudengelse woorden voor man (were, in het Latijn vir) en wolf (wulf) en is ook zo in het Nederlands overgenomen. Een weerwolf wordt ook een lykantroop genoemd, wat een samenstelling is van het Griekse woord voor menselijk wezen (anthropos) en wolf (lukos). In feite is de transformatie van een mens in een weerwolf, zoals we die nu kennen, een onderdeel van een veel ruimer geloof dat de mens in dieren kon vervormen. Zo vindt men in folklore en literatuur ook aantekeningen over weerkrokodillen en weerluipaarden terug. Circa 150 na Christus schreef Apulejus bijvoorbeeld zijn beroemd en klassiek geworden Metamorphoses of De Gouden Ezel, waarin een zekere Lucius in een ezel wordt veranderd, allerlei avonturen beleeft en ten slotte door het eten van rozen zijn vroegere gedaante terugkrijgt. In de huidige literatuur is Franz Kafka's werk over metamorfoses natuurlijk nog veel bekender. In 1915 schreef hij zijn meesterwerk Die Verwandlung, waarin de hoofdfiguur, Gregor Samsa, 's morgens ontwaakt en ontdekt dat hij in een afzichtelijke kever veranderd is. Voor Apulejus was de transformatie een bron van zelfreflectie, voor Franz Kafka het hoogtepunt van vervreemding en alienatie. De transformatie in een weerwolf spreekt echter het meest tot de Westerse verbeelding en is in allerlei varianten terug te vinden. Soms is de verandering tijdelijk, soms voorgoed, soms gebeurt ze op gezette tijden. Als de transformatie gewild is, dan gelooft men dat er magie en toverij in het spel is. Ongewilde transformatie in een weerwolf is meestal het resultaat van een vloek of een magische bezwering of van een verkeerde handeling. Zo behoorde het tot het volksgeloof dat men in een weerwolf kon veranderen als men buiten onder de volle maan sliep of als men vlees at van een hondsdol dier. Net als bij het volksgeloof rondom de vampier, heeft veel te maken met het geloof dat mensen in afzichtelijke monstrums veranderen als boete voor hun slechte daden. In de literatuur duikt de weerwolf voor het eerst op in het begin van de zeventiende eeuw, in de boeken Compendium Maleficarum (Handleiding van Heksen, 1608) van Francesco Guazzo en Lycanthrophie (Weerwolvenziekte, 1615) van Jean de Nynauld. Het duurt echter tot het midden van de negentiende eeuw vooraleer de weerwolf een veel gebruikt thema wordt in de verhalende literatuur. In Duitsland werd de roman Der Warwolf van Willibald Alexis (1848) bijzonder populair, al is hij nu totaal in de vergetelheid geraakt. In die tijd maakten ook Wagner The Wehr-Wolf (1857) van George W.N. Reynolds en Le Meneur De Loups (De Leider van de Wolven, 1857) van Alexandre Dumas enige ophef. In de negentiende en de twintigste eeuw schreven onder meer Algernin Blackwood, Guy de Maupassant, Rudyard Kipling en Robert Louis Stevenson allemaal over het thema van de weerwolven. Het verhaal Le Loup (1882) van de Maupassant was volgens velen het best. Ook vrouwelijke weerwolven begonnen hun opwachting te maken in de literatuur, zoals in het verhaal The Were-Wolf van Clemence Housman uit 1896. In de twintigste eeuw schreven Guy Endore met The Werewolf in Paris (1933) en Frank Norris met Vandover and the Brute (1914) de twee bekendste romans. Hoewel de serieuze literatuur het thema van de weerwolf links liet liggen, zette een ander medium zijn tanden erin: de cinema. De eerste weerwolffilm is volgens de meeste bronnen de stomme Canadese zwart-wit prent The Werewolf van Henry McRae uit 1913. De film handelt over een oude heks die haar dochter in een weerwolf verandert om blanke indringers tegen te houden. Voor de transformatiescenes werd er gebruik gemaakt van een echte wolf. Daarna volgden The Wolfman (1915), Le Loup Garou (1923), The Wolfman (1924) en Wolf Blood (1925). De eerste weerwolffilm met geluid was een Duitse: The Werewolf van regisseur Friedrick Feher uit 1932. De film was gebaseerd op de roman Der Schwarze Mann van Alfred Machard. In de jaren dertig zwaaide de grootse Universal Studio de horrorscepter en een weerwolffilm mocht zeker niet op hun palmares ontbreken. Die kwam er in 1935 en situeerde de weerwolf in Engeland: The Werewolf in Londen, geregisseerd door Stuart Walker. Het verhaal concentreert zich rond de figuur van een zekere dokter Glendon, die in Tibet op zoek is naar een zeldzame bloem, de Marifasa Lupina, een bloem die alleen rond middernacht bloeit. Op die zoektocht wordt hij gebeten door een weerwolf en eens terug in Londen, verandert Glendon, tijdens de volgende volle maan, zelf in een weerwolf. De Marifasa Lupina blijkt het enige middel te zijn dat de weerwolverij kan bestrijden. Nog beroemder en bekender dan die eerste Universal-weerwolfprent werd het legendarische The Wolf Man uit 1941. Deze film introduceerde het pentagram als symbool van de weerwolf en zilver (een kogel, een mes of wat dan ook) als het enige middel om hem te doden. The Wolf Man was zonder twijfel het grootste succes uit de carriere van Lon Chaney Jr. De acteur had voor deze film er alles aan gedaan om enige gelijkenis met zijn vader (die de hoofdrollen speelde in onder meer The Hunchback of Notre Dame en The Phantom of the Opera) te vermijden. Hij richtte zich vooral op dramatische rollen en speelde met veel overgave en succes de rol van Lennie in toneel- en filmversies van John Steinbecks Of Mice and Man. Maar, aangetrokken door het genre, besliste hij toch mee te doen in een horrorfilm. Zijn transformatiescenes in de wolfmens werden legendarisch: bijna vijf uur lang werd hij geschminkt, van haar en protheses voorzien. Aan enkele scenes, waar de camera beeld voor beeld de transformatie registreerde, werd meer dan twintig uur onafgebroken gefilmd. Lon Chaney speelde de rol van weerwolf in totaal maarliefst zes keer, allemaal voor Universal. Hij was te zien in Frankenstein Meets the Wolf Man (1943), House of Frankenstein (1944), House of Dracula (1945), Abbott and Costello Meet Frankenstein (1948) en had als The Wolf Man gastoptredens in Route 66. Chaney werd samen met Bela Lugosi en Boris Karloff het goudhaantje van Universal. Hij speelde naast The Wolf Man ook verschillende keren het monster van Frankenstein, The Mummy en Dracula. In de jaren vijftig was de Universal heerschappij voorbij. De twee bekendste films uit dat decennium waren The Werewolf uit 1956 van Fred Sears (waarin twee wetenschappers een man met een serum tegen giftige straling inspuiten, maar hem op die manier ongewild in een weerwolf veranderen) en I Was A Teenage Werewolf uit 1957. De film maakte van Michael Landon een wereldster. Hij zou veertien seizoenen lang de rol van Little Joe spelen in Bonanza en speelde, schreef en regisseerde later ook nog acht jaar het prekerige Little House On the Prairie. Hammer Productions volgde Universal op als maatschappij die zich toelegde op het maken van horrorfilms. Hoewel hun repertoire alle monsters van Hollywood omspande (Dracula, Frankenstein, The Mummy, Jekyll and Hyde) en kon rekenen op creatieve zielen zoals regisseur Terence Fisher en acteurs Peter Cushing en Oliver Reed, bleef hun productie van weerwolffilms beperkt. Hun enige film in dat genre die echt bekend werd, was The Curse of the Werewolf van Terence Fisher uit 1960. De film was vaag gebaseerd op Guy Enders roman The Werewolf in Paris. Na de jaren zestig was het grote era van de weerwolf voorgoed voorbij. Grote maatschappijen waagden zich slechts per uitzondering aan een verfilming (zoals MGM's The Incredible Werewolf Murders uit 1969 of Universals The Boy Who Cried Werewolf uit 1973) en hoewel er tussen 1960 en 1980 ongeveer 35 films met een weerwolf in de hoofdrol gemaakt werden, waren het onbekende lowbudgetfilms (waarvan het merendeel Spaanse en Portugese met volslagen onbegrijpelijke titels als El Santo contra las Mujeres Vampiros, La Maca del Hombre Lobo en El Bosque del Lobo). Het was begin jaren tachtig dat het genre - met de release van The Howling (1980) - een nieuwe impuls kreeg. Joe Dante, leerling van Roger Corman, dropte een leger weerwolven in Californie en volgt een journaliste die ze op het spoor is. De film had een campy ondertoon en werd vooral geprezen voor de effecten van Rob Bottin, die eerder al met Corman en Dante had samengewerkt voor Piranha van drie jaar terug. The Howling kreeg maarliefst zes sequels: in 1985, 1987, 1988, 1989, 1991 en 1995. Ongeveer tegelijkertijd met The Howling verscheen John Landis' cultfilm An American Werewolf in Londen, een volgens velen perfecte mengeling van horror en humor. In zijn voetsporen verschenen Wolfen van Michael Wadleigh, Full Moon High van Larry Cohen, Leviatan van Claudio Fragasso (vooral historisch geworden door de miserabele acteerprestatie van Alice Cooper) en Teen Wolf van Rod Daniel, waarin de student Michael J. Fox ontdekt dat hij een weerwolf is en daar op alle manier van profiteert. Op deze film kwam een sequel: Teen Wolf Too, waarin Fox' filmneefje, Jason Bateman, hetzelfde lot beschoren is. Twee andere weerwolffilms vulden de jaren tachtig: The Company of Wolves van Neil Jordan en Silver Bullet van Daniel Attias. Neil Jordan, toen nog een onbekend jong Iers filmmaker, probeerde met zijn film vooral de symboliek en folklore van Freudiaanse weerwolverij te benadrukken. De film gaat over een grootmoeder (gespeeld door Angela Lansbury) die verhalen over weerwolven aan haar kleindochter vertelt. Alle verhalen die verteld worden hebben te maken met het verlies van onschuld en de angst en lust voor ontluikende seksualiteit. Daniel Attias baseerde zich voor zijn film op de mooie korte roman Cycle of the Werewolf van Stephen King, waar een weerwolf een klein dorpje teistert. Een jongen in een rolstoel en zijn zusje gaan op zoek naar de ware identiteit van de weerwolf. De weerwolffilm uit de jaren negentig was het intrigerende Wolf van Mike Nichols met Jack Nicholson en Michelle Pfeiffer in de hoofdrollen. Wanneer Will Randall door een wolf wordt gebeten, gaat zijn hele leven traag maar zeker veranderen. Het begint bij het verscherpen van de zintuigen. Plots heeft hij geen bril meer nodig, hoort beter dan een afluisterapparaat en ruikt tequila van op een kilometer afstand. Hij voelt zich uitstekend in zijn vel, en besluit zich op zijn werk eindelijk te laten gelden door iedereen die met hem solt eens een lesje te leren. Hij leert Laura Alden kennen, de dochter van de baas, die hem na verloop van tijd een interessante kerel vindt. Stilaan begint bij Will de waarheid echter door te dringen: hij ondergaat een metamorfose in een wolf. 's Nachts komt de wolf in hem tot leven en slaat aan het moorden. Wat de film bijzonder maakte, was dat Jack Nichsolson zijn wolf-personage op een beklemmende en angstaanjagende manier wist te spelen, zonder dat er gebruik werd gemaakt van overdreven speciale effecten of make-up. Jack Nicholsons zuivere manier van acteren, was een kort leven beschoren. In An American Werewolf in Paris, Anthony Wallers sequel op de film van John Landis, worden de speciale effecten weer volop in het rond geslingerd. En dat is een evolutie die te betreuren valt. Weerwolven uit een computer zijn nog niet half zo angstaanjagend als de echte. |
|