UFO'S EN BUITENAARDSEN IN DE BIJBEL (DEEL 2)

IDEOLOGIE VAN $ATAN EN ZIJN ENGELEN

Mattheus 4:
1 Toen werd Jezus door den Geest heengeleid in de woestijn, om door den duivel verzocht te worden. 2 En toen hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde hem. 3 En de verzoeker trad tot hem en zeide: Zijt gij Gods Zoon, zo zeg, dat deze stenen brood worden. 4 Doch hij antwoordde en zeide: Er staat geschreven: "De mens leeft niet van brood alleen, maar van elk woord dat door den mond Gods uitgaat". 5 Toen voerde de duivel hem met zich in de heilige stad, en stelde hem op de tinne des tempels, 6 en zeide tot hem: Zijt gij Gods Zoon, zo werp u nederwaarts; want er staat geschreven: "Hij zal wegens u zijn Engelen bevelen, en zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uwen voet niet aan een steen stoot". 7 Doch Jezus zeide tot hem: Wederom staat er geschreven: "Gij zult God, uwen Heer, niet verzoeken". 8 Wederom voerde de duivel hem met zich op een zeer hogen berg, en toonde hem al de koninkrijken der wereld en hunne heerlijkheid, 9 en zeide tot hem: Dit alles zal ik u geven, indien gij nedervalt en mij aanbidt. 10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg van mij, satan! want er staat geschreven: "Gij zult God, uwen Heer, aanbidden en Hem alleen dienen". 11 Toen verliet hem de duivel; en zie, toen traden Engelen tot hem en dienden hem.

II Samuel 7:
23 En waar is een volk op de aarde als uw volk Israël, om welks wil God is heengegaan om het zich tot een volk te verlossen, en zich een naam te maken, en zulke grote en verschrikkelijke dingen te doen in uw land voor uw volk, hetwelk Gij u verlost hebt van de Egyptenaars, van de volken en hunne goden.

VERLOREN GAAN ZONDER WET

Romeinen 2:
11 Want er is voor God geen aanzien des persoons. 12 Wie zonder wet gezondigd hebben, die zullen ook zonder wet verloren gaan; en wie onder de wet gezondigd hebben, die zullen door de wet geoordeeld worden, 13 --nademaal voor God niet degenen, die de wet horen, rechtvaardig zijn, maar wie de wet doen zullen gerechtvaardigd worden. 14 Want indien de heidenen, die de wet niet hebben, nochtans van nature de werken der wet doen, zo zijn dezen, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelven ene wet, 15 als die bewijzen, dat het werk der wet geschreven is in hunne harten, nademaal hun geweten mede getuigt, alsook de gedachten, die zich onder elkander aanklagen of ontschuldigen, 16 op den dag, als God het verborgene der mensen door Jezus Christus oordelen zal, naar mijn evangelie.

WIST JEZUS DAT DE AARDE ROND WAS?

Mattheus 12:
40 Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in den buik van den groten vis geweest is, zo zal des Mensen Zoon drie dagen en drie nachten in het hart der aarde zijn.

TELEPATHIE OF HEILIGE GEEST

Johannes 12:
49 Want ik heb uit mijzelven niet gesproken, maar de Vader, die mij gezonden heeft, die heeft mij een gebod gegeven, wat ik zeggen en wat ik spreken zal. 50 En ik weet, dat zijn gebod het eeuwige leven is. Daarom, wat ik spreek, dat spreek ik Zó, gelijk de Vader mij gezegd heeft.

UFO'S IN DE BIJBEL

Genesis 15:
17 Toen nu de zon ondergegaan en het duister geworden was, zie, toen rookte een oven, en ene vuurvlam voer tussen de stukken door.

Exodus 13:
21 En de Heer trok voor hen uit, bij dag in ene wolkkolom om hen op den rechten weg te voeren, en bij nacht in ene vuurkolom om hun licht te geven, opdat zij dag en nacht zouden kunnen reizen. 22 De wolkkolom week nimmer van het volk bij dag, noch de vuurkolom des nachts.

Ezechiel 1:
4 En ik zag, en zie, er kwam een onstuimige wind van het Noorden af, met een grote wolk vol vuur, dat overal rondom glinsterde; en midden in dat vuur was het helder als licht, was wat er uitzag als blinkend metaal.

Ezechiel 1:
20 waarheen de wind ging, daar gingen zij ook heen, en de raderen hieven zich tevens met hen op, want de geest der dieren was in de raderen; 21 als die gingen, gingen deze ook; als die stonden, stonden deze ook; en als die zich ophieven van de aarde, hieven zich de raderen ook met hen op, want de geest der dieren was in de raderen. 22 En boven de hoofden der dieren was een hemel, als kristal, verschrikkelijk, recht boven hen uitgebreid, 23 zodat onder den hemel hunne vleugels de ene recht tegen den anderen stonden, en elks lichaam bedekte twee vleugels. 24 En ik hoorde de vleugels ruisen als grote wateren, en als een geluid des Almachtigen, wanneer zij gingen, en als het gedruis van een heir; maar als zij stilstonden, lieten zij de vleugels neder. 25 En als zij stil stonden en de vleugels nederlieten, donderde het uit den hemel boven hunne hoofden. 26 En boven den hemel, die boven hunne hoofden was, was als een saffier, gelijk een troon; en op dien troon zat een, van gedaante als een mens; 27 en ik zag, en het was helder als licht, en daarbinnen was de gedaante als een vuur rondom; van zijne lendenen opwaarts en nederwaarts zag ik het als vuur glinsteren rondom: 28 gelijk de gedaante des regenboogs in de wolken, als het geregend heeft, zo glinsterde het rondom; dit was het aanzien der heerlijkheid des Heren. En toen ik het gezien had, viel ik op mijn aangezicht, en hoorde de stem van iemand, die sprak.

Ezechiel 11:
22 Toen hieven de cherubs hunne vleugels op en de raderen gingen tevens met hen; en de heerlijkheid van den God Israëls was bovenop hen. 23 En de heerlijkheid des Heren verhief zich uit de stad en stelde zich op den berg, die tegen het Oosten voor de stad ligt. 24 En een wind hief mij op en bracht mij in een gezicht en door den Geest Gods in Chaldéa tot de gevangenen; en het gezicht, dat ik gezien had, verdween voor mij.

Jesaja 66:
15 Want zie, de Heer zal komen met vuur, en zijne wagens zijn als het onweder, opdat Hij vergelde in de grimmigheid zijns toorns, en zijn dreigen zij als vuurvlammen; 16 want de Heer zal met vuur en met zijn zwaard gericht houden tegen alle vlees, en de gedoden des Heren zullen velen zijn.

Nahum 2:
3 De schilden zijner helden zijn rood, zijn legervolk ziet er als purper uit, zijne wagens lichten als vuur, als hij slag wil leveren, hunne spiesen beven. 4 De wagens rollen (= vliegen) langs de wegen en rammelen op de straten; hunne gedaanten zijn als fakkels, zij rijden door elkander heen als bliksemschichten.

Jeremia 4:
12 ja, er komt een wind, die hun te sterk zal zijn. Nu zal Ik óók met hen richten. 13 Zie, hij komt op als de wolken, en zijne wagens zijn als een dwarrelwind, zijne paarden zijn sneller dan arenden; wee ons, wij zijn vernield.

Openbaring 4:
1 Daarna zag ik, en zie, ene deur was geopend in den hemel; en de eerste stem, die ik met mij had horen spreken als ene bazuin, zeide: Klim herwaarts op, ik zal u tonen wat na dezen geschieden zal. 2 En terstond was ik in den Geest; en zie, in den hemel was een troon gezet, en er zat een op den troon; 3 en die daar zat, was in het aanzien den steen jaspis en sardis gelijk; en een regenboog was rondom den troon, in het aanzien een smaragd gelijk. 4 En rondom den troon waren vier en twintig tronen en op de tronen zaten vier en twintig oudsten, met witte klederen bekleed, en hadden gouden kronen op hunne hoofden. 5 En van den troon gingen bliksemstralen en donderslagen en stemmen uit; en zeven vurige fakkels brandden voor den troon, welke zijn de zeven Geesten Gods; 6 en Vóór den troon was ene glazen zee, kristal gelijk; en in het midden des troons en rondom den troon waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren.

Mattheus 2:
9 Toen zij nu den koning gehoord hadden, trokken zij heen. En zie, de ster, die zij in het Oosten gezien hadden, ging voor hen uit, totdat zij kwam en stond boven [de plaats], waar het kind was. 10 Toen zij nu de ster zagen, werden zij zeer verblijd; 11 en zij gingen in het huis, en vonden het kind met Maria, zijne moeder, en zij vielen neder en aanbaden het, en deden hunne schatten open, en schonken hem goud, wierook en mirre.

Mattheus 17:
1 En na zes dagen nam Jezus met zich Petrus en Jakobus en Johannes, zijnen broeder, en leidde hen op een hogen berg in de eenzaamheid. 2 En hij werd voor hunne ogen van gedaante veranderd; en zijn aangezicht blonk als de zon, en zijne klederen werden wit als het licht. 3 En zie, toen verschenen hun Mozes en Elía; die spraken met hem. 4 En Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Heer, hier is het goed zijn; wilt gij, zo zullen wij hier drie hutten maken, voor u een, voor Mozes een, en voor Elía een. 5 Terwijl hij nog zo sprak, zie, toen overschaduwde hen ene lichte wolk; en zie, ene stem uit de wolk zeide: Deze is mijn geliefde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb; dien zult gij horen. 6 En toen de jongeren dat hoorden, vielen zij op hun aangezicht en verschrikten zeer. 7 Maar Jezus trad tot hen, raakte hen aan en zeide: Staat op en vreest niet! 8 Toen zij nu hunne ogen ophieven, zagen zij niemand dan Jezus alleen. 9 En toen zij van den berg afgingen, gebood Jezus hun, zeggende: Gij zult dit gezicht aan niemand zeggen, totdat des Mensen Zoon uit de doden is opgestaan.

Lucas 2:
8 En er waren herders in die landstreek op het veld, die de nachtwake hielden bij hunne kudde. 9 En zie, een Engel des Heren trad tot hen, en de heerlijkheid des Heren omscheen hen; en zij vreesden zeer. 10 En de Engel zeide tot hen: Vreest niet! Ziet, ik verkondig u grote vreugde, die aan het gehele volk geschieden zal; 11 want u is heden de Heiland geboren, die Christus, de Heer, is, in de stad Davids. 12 En hebt dit tot een teken: gij zult het kind vinden in windsels gewonden en liggende in ene krib. 13 En terstond was bij den Engel de menigte der hemelse heirscharen, die God loofden, zeggende: 14 Ere zij God in de hoogte, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen! 15 En toen de Engelen van hen ten hemel gevaren waren, zeiden de herders tot elkander: Laat ons nu heengaan naar Bethlehem en zien de gebeurtenis, die daar geschied is, welke de Heer ons heeft bekendgemaakt.

Handelingen 2:
2 En er geschiedde plotseling een geruis van den hemel, als van een geweldigen wind en vervulde het gehele huis waar zij zaten; 3 en men zag aan hen gedeelde tongen als van vuur (elektrische lichtstralen?); en het zette zich op elk van hen. 4 En zij werden allen vol van den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere tongen, naardat de Geest hun gaf uit te spreken. 5 En er waren Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen uit allerlei volk, dat onder den hemel is. 6 Toen nu deze stem geschiedde, kwam de menigte te zamen en werd verbaasd, want ieder hoorde hen in zijne eigene taal spreken. 7 En zij ontzetten zich allen en verwonderden zich, en zeiden onder elkander: Zie, zijn niet allen dezen, die daar spreken, Galileërs? 8 Hoe horen wij hen dan, ieder in onze eigene taal, in welke wij geboren zijn?

Handelingen 1:
9 En toen hij dit gezegd had, werd hij opgenomen, dat zij het zagen, en ene wolk nam hem weg voor hunne ogen. 10 En toen zij hem nazagen, terwijl hij ten hemel voer, zie, toen stonden bij hen twee mannen (= engelen) in witte klederen, 11 die ook zeiden: Gij mannen van Galiléa, wat staat gij en ziet naar den hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is ten hemel, zal komen, gelijk gij hem ten hemel hebt zien varen.

Handelingen 9:
1 En Saulus blies nog dreiging en moord tegen de jongeren des Heren, en ging tot den Hogepriester 2 en verzocht hem om brieven naar Damaskus aan de synagogen, opdat, zo hij enigen, die van dien weg waren, vond, mannen en vrouwen, hij hen gebonden zou brengen naar Jeruzalem. 3 En toen hij op den weg was. en nabij Damaskus kwam, omscheen hem plotseling een licht van den hemel; 4 en hij viel op de aarde, en hoorde een stem, die tot hem zeide: Saul, Saul, wat vervolgt gij mij? 5 En hij zeide: Heer, wie zijt gij? En de Heer zeide: Ik ben Jezus, dien gij vervolgt. Het zal u hard vallen tegen den prikkel achteruit te slaan.

Openbaring 9:
1 En de vijfde Engel bazuinde, en ik zag een ster, gevallen van de hemel op de aarde, en haar was de sleutel tot den put des afgronds gegeven. 2 En zij opende den put des afgronds; en er ging rook op uit den put, als de rook van een groten oven; en de zon en de lucht werden verduisterd van den rook des puts. 3 En uit den rook kwamen sprinkhanen (= sprinkhanenduivels) op de aarde, en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen macht hebben op de aarde.

ONTVOERINGEN

Genesis 5:
21 Henoch was vijf en zestig jaar oud, en verwekte Methusalah; 22 en nadat hij Methusalah verwekt had, wandelde hij met God driehonderd jaar, en verwekte zonen en dochters: 23 zodat zijn gehele ouderdom was driehonderd vijf en zestig jaar. 24 En dewijl hij met God wandelde, nam God hem weg en hij werd niet meer gezien. 25 Methusalah was honderd zeven en tachtig jaar oud, en verwekte Lamech; 26 en leefde daarna zevenhonderd twee en tachtig jaar, en verwekte zonen en dochters: 27 zodat zijn gehele ouderdom was negenhonderd negen en zestig jaar; en hij stierf.

II Koningen 2:
10 En hij sprak: Gij hebt ene zware zaak gebeden; doch indien gij mij zien zult, als ik van u genomen word, dan zal het zo zijn; maar indien niet, zo zal het niet zijn. 11 En toen zij met elkander gingen en te zamen spraken, zie, toen kwam er een vurige wagen met vurige paarden, en die scheidden hen beiden van elkander; en Elía voer alzo in een onweder ten hemel op. 12 En Elisa zag het, en riep uit: Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijne ruiters! En hij zag hem niet meer. Toen vatte hij zijne klederen en scheurde die in twee stukken, 13 en hij nam den mantel van Elía op, die hem ontvallen was, en keerde om en trad aan den oever van den Jordaan. 14 En hij nam den mantel van Elía, die hem ontvallen was, en sloeg in het water, en sprak: Waar is nu de Heer, de God van Elía? En hij sloeg in het water: toen verdeelde het zich aan beide zijden, en Elisa ging er door.

Handelingen 8:
38 En hij gebood den wagen stil te houden; en zij klommen af in het water, beiden Filippus en de kamerling, en hij doopte hem. 39 En toen zij opklommen uit het water, rukte de Geest des Heren Filippus weg, en de kamerling zag hem niet meer; en hij reisde zijnen weg met blijdschap. 40 Maar Filippus werd gevonden te Asdod, en trok rond en predikte in alle steden het evangelie, totdat hij kwam te Cesaréa.

II Corinthiers 12:
1 Het roemen is mij wel niet nut; echter wil ik komen op de gezichten en openbaringen des Heren. 2 Ik ken een mens in Christus, Vóór veertien jaren, --of het in het lichaam was, weet ik niet, of buiten het lichaam weet ik ook niet, God weet het, --deze werd opgevoerd tot in den derden hemel. 3 En ik ken dezen mens, --of het in het lichaam of buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het--, 4 hij werd opgevoerd in het Paradijs, en hoorde onuitsprekelijke woorden, die geen mens zeggen kan. 5 Daarop wil ik mij beroemen, maar van mijzelven wil ik mij niet beroemen dan op mijne zwakheid. 6 En al wilde ik mij beroemen, zo handelde ik daarom niet dwaas, want ik zou de waarheid zeggen; maar ik onthoud mij daarvan, opdat niemand mij hoger achte dan hij aan mij ziet of van mij hoort. 7 En opdat ik mij wegens de hoge openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven een doorn in het vlees, namelijk des satans Engel, om mij met vuisten te slaan; opdat ik mij niet zou verheffen. 8 Waarover ik den Heer driemaal gesmeekt heb, dat hij van mij zou wijken; 9 en hij heeft mij gezegd: Laat mijne genade u genoeg zijn, want mijne kracht is in de zwakken machtig. Derhalve wil ik mij liever beroemen op mijne zwakheid, opdat de kracht van Christus in mij wone.

BUITENAARDSE REUZEN

Genesis 6:
4 Te dien tijde waren er ook geweldenaars (= reuzen) op de aarde; want toen de kinderen Gods tot de dochters der mensen gingen en zich kinderen verwekten, kwamen daaruit voort geweldigen in de wereld en vermaarde lieden.

Numeri 13:
32 En zij deden van het land, hetwelk zij bespied hadden, een kwaad gerucht uitgaan onder de kinderen Israëls, zeggende: Dat land, door hetwelk wij gegaan zijn om het te bespieden, verteert zijne inwoners, en al het volk, hetwelk wij daarin zagen, zijn lieden van grote lengte. 33 Wij zagen daar ook reuzen, kinderen van Enak, uit het geslacht der reuzen; en wij waren in onze ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hunne ogen.

I Samuel 17:
4 Toen trad er uit het leger der Filistijnen een reus te voorschijn, genaamd Goliath, uit Gath; zes el en een handbreed was zijne lengte, 5 en hij had een koperen helm op zijn hoofd, en een geschubd pantser aan, en het gewicht zijns pantsers was vijfduizend sikkels koper; 6 en hij had een koperen scheenharnas boven zijne voeten, en een koperen schild op zijne schouders; 7 en de schacht zijner spies was als een weversboom, en het lemmer zijner spies had zeshonderd sikkels ijzer; en een schilddrager ging voor hem uit.

TEGENSTRIJDIGHEID (?)

Exodus 33:
11 De Heer nu sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, gelijk een man met zijnen vriend spreekt. En als hij tot het leger wederkeerde, zo week zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, de jongeling, niet uit de tent.

Exodus 33:
20 En Hij sprak verder: Mijn aangezicht kunt gij niet zien, want geen mens zal leven, die Mij ziet. 21 En de Heer sprak verder: Zie, er is ene plaats bij Mij; daar zult gij staan op de steenrots. 22 En wanneer nu mijne heerlijkheid voorbijgaat, zo zal Ik u laten staan in de kloof der steenrots en Ik zal mijne hand boven u houden, totdat Ik ben voorbijgegaan; 23 en wanneer Ik mijne hand van u doe, zo zult gij Mij achterna zien; maar mijn aangezicht kan men niet zien.

Genesis 32:
28 En hij sprak: Gij zult niet meer Jakob heten, maar Israël; want gij hebt met God en met mensen gestreden, en hebt de overhand behouden. 29 En Jakob vraagde hem en sprak: Zeg toch, hoe heet gij? En hij sprak: Waarom vraagt gij, hoe ik heet? En hij zegende hem aldaar. 30 En Jakob noemde die plaats Pniël; want [zeide hij] ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijne ziel is genezen.

PETRUS HAD CONTACT MET SATAN

I Timotheus 1:
18 Dit gebod beveel ik u, mijn zoon Timótheüs, naar de voorgaande profetieën omtrent u, dat gij in haar een goeden strijd strijdt, 19 het geloof behoudende, en een goed geweten, hetwelk sommigen van zich gestoten en aan het geloof schipbreuk geleden hebben; 20 onder welke Hymenéüs is en Alexander, die ik den satan overgegeven heb, opdat zij leren zouden niet meer te lasteren.

ORION, KLEINE BEER, PLEJADEN EN KAMERS VAN HET ZUIDEN

Job 9:
9 Hij maakt den Wagen aan den hemel (= Kleine Beer), en den Orion, en het Zevengesternte (= Plejaden), en de sterren tegen het Zuiden. 10 Hij doet grote dingen, die men niet onderzoeken kan, en wonderen, die ontelbaar zijn.

Job 38:
31 Kunt gij de banden van het Zevengesternte samenbinden, of de strikken des Orions losmaken? 32 Kunt gij de Morgenster te voorschijn brengen op haren tijd, en den Wagen met zijne kinderen voeren? 33 Weet gij, hoe de hemel te regeren is, of kunt gij deszelfs heerschappij op de aarde vaststellen? 34 Kunt gij uwe stem in de wolken hoog opvoeren, dat de menigte des waters u bedekke? 35 Kunt gij de bliksems uitlaten, dat zij heenvaren en zeggen: Hier zijn wij?

WAREN ER AL MENSEN BUITEN EDEN?

Genesis 4:
14 Zie, Gij drijft mij heden uit het land (= Eden), en ik moet mij voor uw aangezicht verbergen, en moet ongedurig en vluchtende zijn op de aarde; zo zal het mij gaan, dat wie mij vindt mij doden zal. 15 Maar de Heer sprak tot hem: Neen, maar wie Kaïn doodslaat, dien zal het zevenmaal gewroken worden. En de Heer maakte een teken aan Kaïn, opdat niemand hem doodde, die hem vond. 16 Alzo ging Kaïn uit van het aangezicht des Heren, en woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. 17 En Kaïn bekende zijne vrouw; die werd zwanger en baarde Henoch. En hij bouwde ene stad, welke hij noemde, naar zijns zoons naam, Henoch.

DE HEER DAADWERKELIJK OP AARDE

Numeri 35:
33 En ontheiligt het land niet, waarin gij woont. Want wie aan bloed schuldig is, die ontheiligt het land, en het land kan wegens het bloed, dat daarin vergoten wordt, niet verzoend worden, behalve door het bloed desgenen, die het vergoten heeft. 34 Verontreinigt het land niet, in hetwelk gij woont, waarin Ik ook woon; want Ik ben de Heer, die onder de kinderen Israëls woon.

Deuteronomium 23:
12 En gij zult buiten het leger ene plaats hebben om voor uwe behoeften daarheen te gaan. 13 En gij zult een schopje hebben; en als gij u daar buiten zetten wilt, zo zult gij daarmede graven; en als gij gezeten hebt, dan zult gij toedekken hetgeen van u gegaan is. 14 Want de Heer, uw God, wandelt in uw leger om u te verlossen en uwe vijanden aan u over te leveren; daarom zal uw leger heilig zijn, opdat niets schandelijks onder u gezien worde en Hij zich van u afkere. 15 Gij zult geen knecht, die van zijnen heer tot u ontkomen is, aan dezen weder uitleveren. 16 Hij zal bij u blijven aan de plaats, die hij verkiest in een uwer poorten, waar het goed voor hem is; gij zult hem niet onderdrukken. 17 Er zal geen hoer zijn onder de dochters van Israël, en geen schandjongen onder de zonen van Israël. 18 Gij zult geen hoerenloon noch hondengeld in het huis van den Heer, uwen God, brengen, wegens enige gelofte, want beide zijn den Heer, uwen God, een gruwel. 19 Gij zult van uwen broeder geen woeker nemen, noch van geld, noch van spijs, noch van iets waarmede men woekeren kan; 20 van den vreemdeling moogt gij woeker nemen, maar niet van uwen broeder; opdat de Heer, uw God, u zegene in al wat gij voorneemt in het land, waar gij heenkomt om het in bezit te nemen.

Genesis 32:
22 En hij stond in dien nacht op, en nam zijne twee vrouwen en zijne twee dienstmaagden en zijne elf kinderen, en trok over het veer van den Jabbok; 23 en hij nam hen en voerde hen over het water, zodat óverkwam wat hij bij zich had. 24 En hij bleef alleen. Toen worstelde een man met hem, totdat de dageraad aanbrak; 25 en toen hij zag, dat hij hem niet overmocht, raakte hij het gewricht zijner heup aan, en het gewricht zijner heup werd door het worstelen met hem verwrongen. 26 En hij sprak: Laat mij gaan, want de dageraad breekt aan. Maar hij antwoordde: Ik laat u niet los, tenzij gij mij zegent. 27 En hij sprak: Hoe heet gij? Hij antwoordde: Jakob. 28 En hij sprak: Gij zult niet meer Jakob heten, maar Israël; want gij hebt met God en met mensen gestreden, en hebt de overhand behouden. 29 En Jakob vraagde hem en sprak: Zeg toch, hoe heet gij? En hij sprak: Waarom vraagt gij, hoe ik heet? En hij zegende hem aldaar. 30 En Jakob noemde die plaats Pniël; want [zeide hij] ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijne ziel is genezen. 31 En toen hij door Pniël kwam, ging de zon voor hem op; en hij hinkte aan zijne heup. 32 Daarom eten de kinderen van Israël tot op den dag van heden geen span-aderen van het gewricht der heup, omdat de span-ader van het gewricht van Jakobs heup geraakt werd.

RESTAURANT "CHEZ E.T."

Leviticus 1:
1 En de Heer riep Mozes en sprak tot hem uit de tent der samenkomst, zeggende: 2 Spreek met de kinderen Israëls en zeg tot hen: Wie onder ulieden den Heer een offer wil brengen, brenge het van het vee, van runderen en van schapen. 3 Wil hij een brandoffer brengen van runderen, zo offere hij een mannetje, dat zonder gebrek is, voor den ingang van de tent der samenkomst, opdat het van hem aangenaam zij voor den Heer. 4 En hij legge zijne hand op het hoofd des brandoffers, zo zal het aangenaam zijn en hem verzoenen. 5 En hij zal het jonge rund slachten voor den Heer; en de priesters, Aärons zonen, zullen het bloed offeren, en het sprengen rondom tegen het altaar, dat voor den ingang van de tent der samenkomst is. 6 En men zal het brandoffer de huid aftrekken, en het zal in stukken gedeeld worden. 7 En de zonen van den priester Aäron zullen een vuur op het altaar maken, en hout daarop leggen. 8 En zij zullen de stukken, namelijk het hoofd en het vet, op het hout leggen boven het vuur, dat op het altaar ligt. 9 Maar het ingewand en de schenkels zal men met water wassen; en de priester zal dat alles ontsteken op het altaar tot een brandoffer. Dit is een vuuroffer tot een liefelijken reuk voor den Heer.

Leviticus 2:
11 Alle spijsoffer, dat gij den Heer brengen wilt, zult gij zonder zuurdeeg bereiden; want daaronder zal geen zuurdeeg noch honig tot een vuuroffer voor den Heer ontstoken worden. 12 Maar gij moogt die den Heer tot een eersteling brengen; doch zij zullen op het altaar niet ontstoken worden tot een liefelijken reuk. 13 Al uw spijsoffer zult gij zouten, en uw spijsoffer zal nimmer zonder het zout des verbonds van uwen God zijn; want bij al uwe offers zult gij zout offeren. 14 Maar wilt gij den Heer een spijsoffer brengen van de eerste vruchten, zo zult gij de verse aren, aan het vuur gedroogd, klein stoten, en alzo het spijsoffer van uwe eerste vruchten brengen; 15 en gij zult olie daarbij doen, en wierook daarop leggen; dan is het een spijsoffer. 16 En de priester zal het offer van het gestoten graan en van de olie, benevens al den wierook, ontsteken tot ene gedachtenis. Dit is een vuuroffer voor den Heer.

HET VERTREK VAN DE HEER? (500 v.Chr.)

Maleachi 2:
11 Juda is een verachter geworden en in Israël en te Jeruzalem zijn gruwelen bedreven; want Juda heeft de heiligheid des Heren, die Hij liefheeft, ontheiligd, en boeleerde met de dochter van een vreemden god. 12 Maar de Heer zal dengene, die dat doet, uitroeien uit de tenten van Jakob, zo die wachthoudt als die antwoordt, die den Heer Zebaôth het spijsoffer brengt. 13 Verder doet gij ook dit, dat voor het altaar des Heren niets dan tranen, geween en zuchten zijn, zodat Ik het spijsoffer niet meer kan aanzien, noch iets met welgevallen uit uwe hand ontvangen.

TERUG

1. SYNOPSIS VAN MIJN HOMEPAGES 2. CONCLUSIE VAN HET CHRONOLOGISCH OVERZICHT 3. WETENSCHAP VERSUS RELIGIE EN BOVENMENSELIJKE SPOREN 4. VERSCHILLENDE UFO-WAARNEMINGEN EN GODSWONDEREN 5. EX-STASIHOOFD SPREEKT, ONTVOERINGEN EN VEEVERMINKINGEN 6. ALLE MOGELIJKE VERKLARINGEN VOOR HET FENOMEEN UFO'S EN BUITENAARDSEN 7. ZOEKEN OP HET WWW 8. HET OUDE EGYPTE 9. HET MAZDEISME EN MIDDEN-AMERIKA 10. HET HINDOEISME, BOEDDHISME, CONFUSIANISME EN TAOISME 11. DE VERSCHILLEN TUSSEN DE BIJBEL EN DE KORAN 12. UFO'S EN BUITENAARDSEN IN DE BIJBEL: GENESIS EN EXODUS 13. UFO'S EN BUITENAARDSEN IN DE BIJBEL: LEVITICUS T/M MALEACHI 14. UFO'S EN BUITENAARDSEN IN DE BIJBEL: HET NIEUWE TESTAMENT 15. UFO'S EN BUITENAARDSEN IN DE BIJBEL ZONDER COMMENTAAR DEEL 1 16. UFO'S EN BUITENAARDSEN IN DE BIJBEL ZONDER COMMENTAAR DEEL 2 17. DE VERKLARING VAN OPENBARING 17 18. OPENBARING MET AANTEKENINGEN TOT HOOFDSTUK 13 19. OPENBARING MET AANTEKENINGEN VANAF HOOFDSTUK 13 20. MIJN EIGEN VREEMDE VERHAAL 21. SATANISME EN DE NIEUWE WERELDORDE 22. INTERVIEW MET M. W. COOPER 23. REACTIES EN AANVULLINGEN 24. REACTIES EN AANVULLINGEN DEEL 2 25. REACTIES EN AANVULLINGEN DEEL 3 26. REACTIES EN AANVULLINGEN DEEL 4 27. REACTIES EN AANVULLINGEN DEEL 5 28. REACTIES EN AANVULLINGEN DEEL 6 29. ENGELSTALIGE SITE VOOR DE OVERIGE DOCUMENTEN (O.A. FOTO-, MIDI- EN GELUIDSARCHIEVEN) 30. LINKS

1